Overdenkingen

van Ds. A. Tromp in de Nieuwsbrieven

 

Overdenking

van Dirk Rehorst in de Nieuwsbrieven

Overdenking

van Ds. J.J. Verhaar in de Nieuwsbrieven

Overdenking

van Ds. S.D. Heij in de Nieuwsbrieven

Overdenking

van Ds. E.J. Jonker in de Nieuwsbrieven

Overdenking

van Ds. C. Baggerman in de Nieuwsbrieven

Overdenking

van Ds. J.A.W. Verhoeven in de Nieuwsbrieven

Overdenking

van Ds. M. D. van der Giessen in de Nieuwsbrieven

Overdenking

van Ds. B. F. Bakelaar (Krimpen aan de Lek) in de Nieuwsbrieven

Overdenking

van Ds. J. W. van Bart in de Nieuwsbrieven

Op uw zaligheid wacht ik, Here! (Genesis 49 : 18)

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    Genesis 49

    1 Daarna riep Jakob zijn zonen, en hij zei: Verzamelt u, en ik zal u verkondigen, hetgeen u in de navolgende dagen wedervaren zal.
    2 Komt samen en hoort, gij, zonen van Jakob! en hoort naar Israël, uw vader.
    3 Ruben! gij zijt mijn eerstgeborene, mijn kracht, en het begin van mijn macht; de voortreffelijkste in hoogheid, en de voortreffelijkste in sterkte!
    4 Snelle afloop als der wateren, gij zult de voortreffelijkste niet zijn! want gij hebt het bed van uw vader beklommen; toen hebt gij het geschonden; hij heeft mijn bed beklommen!
    5 Simeon en Levi zijn gebroeders! hun handelingen zijn werktuigen van geweld!
    6 Mijn ziel kome niet in hun verborgen raad; mijn eer worde niet verenigd met hun vergadering! want in hun toorn hebben zij de mannen doodgeslagen, en in hun moedwil hebben zij de ossen weggerukt.
    7 Vervloekt zij hun toorn, want hij is heftig; en hun verbolgenheid, want zij is hard! ik zal hen verdelen onder Jakob, en zal hen verstrooien onder Israël.
    8 Juda! gij zijt het, u zullen uw broeders loven; uw hand zal zijn op de nek van uw vijanden; voor u zullen zich de zonen van uw vader neerbuigen.
    9 Juda is een leeuwenwelp! gij zijt van den roof opgeklommen, mijn zoon! Hij kromt zich, hij legt zich neder als een leeuw, en als een oude leeuw; wie zal hem doen opstaan?
    10 De scepter zal van Juda niet wijken, noch de wetgever van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Hem zullen de volken gehoorzaam zijn.
    11 Hij bindt zijn jonge ezel aan de wijnstok, en het veulen van zijn ezelin aan de edelste wijnstok; hij wast zijn kleed in de wijn, en zijn mantel in wijndruivenbloed.
    12 Hij is roodachtig van ogen door de wijn, en wit van tanden door de melk.
    13 Zebulon zal aan de haven der zeeën wonen, en hij zal aan de haven der schepen wezen; en zijn zijde zal zijn naar Sidon.
    14 Issaschar is een sterk gebeende ezel, neerliggende tussen twee pakken.
    15 Toen hij de rust zag, dat zij goed was, en het land, dat het lustig was, zo boog hij zijn schouder om te dragen, en was dienende onder cijns.
    16 Dan zal zijn volk richten, als een van de stammen van Israël.
    17 Dan zal een slang zijn aan de weg, een adderslang naast het pad, die de verzenen van het paard bijt, zijn rijder achterover valt.
    18 Op uw zaligheid wacht ik, HEERE!
    19 Aangaande Gad, een bende zal hem aanvallen; maar hij zal haar aanvallen in het einde.
    20 Van Aser, zijn brood zal vet zijn; en hij zal koninklijke lekkernijen leveren.
    21 Nafthali is een losgelaten hinde; hij geeft schone woorden.
    22 Jozef is een vruchtbare tak, een vruchtbare tak aan een fontein; elk van de takken loopt over de muur.
    23 De schutters hebben hem wel bitterheid aangedaan, en beschoten, en hem gehaat;
    24 Maar zijn boog is in strakheid gebleven, en de armen van zijn handen zijn gesterkt geworden, door de handen van den Machtige Jakobs; daarvan is hij een herder, een steen van Israël;
    25 Van uws vaders God, Die u zal helpen, en van den Almachtige, Die u zal zegenen, met zegeningen van de hemel van boven, met zegeningen van de afgrond, die daaronder ligt, met zegeningen van de borsten en de baarmoeder!
    26 De zegeningen van uw vader gaan te boven de zegeningen van mijn voorvaderen, tot aan het einde van de eeuwige heuvelen; die zullen zijn op het hoofd van Jozef, en op de hoofdschedel van de afgezonderden van zijn broederen!
    27 Benjamin zal als een wolf verscheuren; des morgens zal hij roof eten, en des avonds zal hij buit uitdelen.
    28 Al deze stammen van Israël zijn twaalf; en dit is het, wat hun vader tot hen sprak, als hij hen zegende; hij zegende hen, een ieder naar zijn bijzondere zegen.


  • We zijn senioren. We zitten in de laatste etappe van ons leven. Dan heb je op niet zoveel meer te wachten. Of toch wel?

    Aartsvader Jakob lag op zijn sterfbed. Hem wachtte de dood. Dan heb je zelfs op niets meer te wachten. Ja, het zwarte gat. Of is het toch anders?

    Jacob, kleinkind van Abraham en kind van Izaäk, hoorde tot het gezin en het geslacht, waaraan God veel had beloofd: voorspoed, vrede, liefde, heil, zaligheid. Maar uitgerekend hij had altijd moeite met wachten tot God zou waarmaken wat hij beloofd had. Hij liep op Gods zaken vooruit. Hij kocht van zijn broer Ezau de zegen van de eerstgeborene voor een schotel linzenmoes. Toen de blinde Izaäk de zegen op zijn kinderen wilde leggen, deed hij of hij Ezau was, zijn vader en broer bedriegend.

    Hebben we trouwens niet allemaal moeite met wachten? We hebben de dingen toch liever in eigen hand. Zelfs willen we God wel eens een handje helpen. Dan grijpen we zó in in wat ons misstanden lijken, dat het heel verkeerd uitpakt en we God eerder tegenwerken.

    Jakob heeft in zijn leven een harde leerschool moeten doorlopen. Hij werd zelf door oom Laban bedrogen, die hem niet Rachel maar Lea als vrouw gaf en hij moest zó nog langer leren wachten op de vrouw die hij liefhad. En nu is Hij te machteloos om zelf nog iets te doen en lijkt het voor echt wachten te laat. Als laatste handeling zegent hij zijn zonen. Maar halverwege onderbreekt hij dit en roept hij uit: op uw zaligheid wacht ik, Here!

    Als hij zijn zonen zegent, profeteert hij over hun toekomst, over hoe het hun nageslacht als de twaalf stammen van Israël zal vergaan. Maar dat is aardse toekomst. Voor hem zelf ziet hij de hemelse toekomst weggelegd, over zijn dood heen. Daar wacht hij vurig op. Met hart en ziel. Het komt zo maar van zijn lippen af, alsof er teveel stoom in de ketel van zijn verwachtend hart zat en dat moest ontsnappen.

    En dit is al adventsverwachting. Als christenen zien we dit niet los van de aan Abrahams volk en aan de wereld beloofde Messias. De ware Zaligmaker. Jezus Christus. Die door zijn sterven en opstaan uit de dood de weg heeft vrij gemaakt naar ons eeuwig behoud. Jacob profeteerde over Juda dat de scepter niet van hem wijken zal. Uit hem zal de koning van een eeuwig Rijk voortkomen, waarin God al zijn heerlijke beloften zal waar maken. Daar mogen we als senioren vol adventsverwachting naar uitzien. Bid het maar oprecht met Jacob mee: op uw zaligheid wacht ik, Here. Zo’n gebed wordt om Jezus’ wil altijd verhoord.


    pijl omhoog

    De zondebok

    Zo zal die bok al hun ongerechtigheden op zich dragen naar een onvruchtbaar land en hij zal die bok in de woestijn vrij laten. (Leviticus. 16 : 22)

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    Leviticus 16 : 15 – 22

    15 Dan zal hij de bok van het zondoffer, voor het volk bestemd, slachten en zijn bloed naar binnen, achter het voorhangsel brengen, en met dat bloed doen, zoals hij met het bloed van de stier gedaan heeft: hij zal het op het verzoendeksel en voor het verzoendeksel sprenkelen.
    16 Zo zal hij verzoening doen over het heiligdom om de onreinheden der Israelieten en om hun overtredingen in al hun zonden; aldus zal hij doen met de tent der samenkomst, die bij hen verblijf houdt te midden van hun onreinheden.
    17 Geen mens zal in de tent der samenkomst zijn, wanneer hij daar binnengaat om in het heiligdom verzoening te doen, totdat hij naar buiten komt en verzoening gedaan heeft voor zichzelf, voor zijn huis en voor de gehele gemeente Israëls.
    18 Dan zal hij naar buiten gaan naar het altaar, dat voor het aangezicht des HEREN staat, en daarover verzoening doen; hij zal van het bloed van de stier en van het bloed van de bok nemen en dat rondom aan de horens van het altaar strijken.
    19 Dan zal hij daarop met zijn vinger zevenmaal van het bloed sprenkelen en het reinigen en heiligen van de onreinheden der Israelieten.
    20 Wanneer hij de verzoening van het heiligdom en van de tent der samenkomst en van het altaar voleindigd heeft, dan zal hij de levende bok brengen,
    21 en Aaron zal zijn beide handen op de kop van de levende bok leggen en over hem al de ongerechtigheden der Israelieten en al hun overtredingen in al hun zonden, belijden; hij zal die op de kop van de bok leggen en die door iemand, die daarvoor gereed staat, naar de woestijn laten brengen.
    22 Zo zal de bok al hun ongerechtigheden op zich dragen naar een onvruchtbaar land, en hij zal die bok in de woestijn vrijlaten.


  • Het is vreemd maar komt vaak voor: we hebben zondebokken nodig. Mensen, op wie we de schuld kunnen afschuiven. Onder kinderen, die dikwijls spontaner en eerlijker zijn, maar ook hard en onbarmhartig kunnen wezen, zie je dit het duidelijkst. Sommigen zijn voor hun leven psychisch verwond, hebben een minderwaardigheidscomplex en faalangst, omdat ze vroeger op school de zondebok van de klas waren. Ze lagen er bij de anderen uit. Ze werden gepest, uitgelachen. Je haalde streken met ze uit. En als je met elkaar iets verkeerd had gedaan, kon je hen er de schuld van geven.

    Ook in bedrijven lopen zulke zondebokken rond. En gaat er iets mis in de maatschappij, dan wordt er ook naar een zondebok gezocht. Soms is dat een minister. Zijn hoofd moet vallen. En in de wereldsamenleving zijn maar al te vaak de joden de zondebok geweest. Zij kregen overal de schuld van. Zelfs van epidemieën en hongersnood. Schuld is net als afval en mest. Je probeert het kwijt te raken door het op één hoop te gooien op een nutteloze plaats.

    Nu komt het woord zondebok uit de bijbel. Op de grote Verzoendag moest de hogepriester Aäron zijn beide handen op de kop van een levende bok leggen en daarmee het dier met al de zonden van het volk belasten. Daarna werd het de woestijn in gejaagd. Een onleefbaar gebied. Het werd verstoten. En Israël voelde zich door deze symbolische handeling bevrijd van de zonden, die zij vol boete en berouw beleden hadden.

    We leven in de lijdenstijd. Dan denken we eraan, dat die ene jood, Jezus Christus, de grootste zondebok van alle tijden is geweest. De bok, die het Lam was, dat de zonden der wereld wegdraagt. Het Lam Gods. Degene, op wie God zelf alle schuld legde. Al onze troep op één hoop en weg er mee. Aan het onleefbare kruis. De woestijn van de dood in.

    Waarbij we wel bedenken, dat alle zondebokken dat onvrijwillig zijn, behalve deze ene zondebok van de hele wereld, ook van u en mij. Hij onderging alles vrijwillig uit liefde tot ons. Wat een zware weg moest Hij gaan! En zo volstrekt eenzaam, door God en mensen verstoten.

    Laten we in deze tijd dat verzoenend lijden recht betrachten. En dat houdt allereerst in, dat ook wij moeten doen, wat de Israëlieten ter voorbereiding van de grote Verzoendag deden: met spijt en verdriet denken aan de geestelijke afval, die we dagelijks achterlaten. Alle fouten, tekorten. Alles, wat we zeiden, maar hadden moeten verzwijgen. Wat we verzwegen, maar hadden moeten zeggen. Alles, wat we deden, maar hadden moeten nalaten. Wat we nalieten, maar hadden moeten doen. Alle verkeerde gedachten, die in Gods oog niet vogelvrij zijn. Niet het volk legde de handen op de bok, maar de hogepriester deed dat namens God. Zo gaat het er om, dat wij niet zelf de schuld van ons afschuiven naar wat voor zondebok ook, maar dat we die schuld in alle oprechtheid belijden. Dan is God degene, die ons ervan bevrijdt door de hand op Zijn Zoon te leggen.


    pijl omhoog

    Als het gras

    De sterveling – zijn dagen zijn als het gras, als een bloem op het veld, zo bloeit hij. Wanneer de wind erover is gegaan, is hij er niet meer en zijn plaats kent hem niet meer.
    Maar de goedertierenheid van de Here is van eeuwigheid tot eeuwigheid over wie Hem vrezen.(Ps. 103 : 15)

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    Psalm 103

    1 Van David. Loof de HERE, mijn ziel, en al wat in mij is, zijn heilige naam;
    2 loof de HERE, mijn ziel, en vergeet niet een van zijn weldaden;
    3 die al uw ongerechtigheden vergeeft, die al uw krankheden geneest,
    4 die uw leven verlost van de groeve, die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheid,
    5 die uw ziel verzadigt met het goede, zodat uw jeugd zich vernieuwt als die van een arend.
    6 De HERE doet gerechtigheid en recht aan alle verdrukten.
    7 Hij maakte Mozes zijn wegen bekend, de kinderen Israels zijn daden.
    8 Barmhartig en genadig is de HERE, lankmoedig en rijk aan goedertierenheid;
    9 niet altoos blijft Hij twisten, niet eeuwig zal Hij toornen;
    10 Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden;
    11 maar zo hoog de hemel is boven de aarde, zo machtig is zijn goedertierenheid over wie Hem vrezen.
    12 Zover het oosten is van het westen, zover doet Hij onze overtredingen van ons;
    13 gelijk zich een vader ontfermt over zijn kinderen, ontfermt Zich de HERE over wie Hem vrezen.
    14 Want Hij weet, wat maaksel wij zijn, gedachtig, dat wij stof zijn.
    15 De sterveling; zijn dagen zijn als het gras, als een bloem des velds, zo bloeit hij;
    16 wanneer de wind daarover is gegaan, is zij niet meer, en haar plaats kent haar niet meer.
    17 Maar de goedertierenheid des HEREN is van eeuwigheid tot eeuwigheid over wie Hem vrezen, en zijn gerechtigheid over kindskinderen,
    18 over hen die zijn verbond onderhouden, en aan zijn bevelen denken om die te doen.
    19 De HERE heeft zijn troon in de hemel gevestigd, zijn koningschap heerst over alles.
    20 Looft de HERE, gij zijn engelen, gij krachtige helden die zijn woord volvoert, luisterend naar de klank van zijn woord.
    21 Looft de HERE, al zijn heerscharen, gij zijn dienaren, die zijn wil volbrengt.
    22 Looft de HERE, al zijn werken, aan alle plaatsen zijner heerschappij. Loof de HERE, mijn ziel.


  • Het gebeurt vaak in mei in Israël. Het gras is fris en groen. Vooral ’s morgens na het verdampen van de nachtelijke dauw. Daartussen zie je prachtige kleuren van bloeiende bloemen. Moeder aarde is met een schitterende deken bedekt.

    Maar dan gaat de sirocco waaien. De zuidelijke woestijnwind, kurkdroog en gloeiend heet. Die geen wolkje meevoert, zodat de zon de hele dag genadeloos brandt. Bedenk ook dat door de rotsachtige bodem de wortels niet diep in de aarde kunnen doordringen. Dan is ’s avonds slechts één dorre bruinrode vlakte te zien. Alles dood, in één dag.

    Zo is het ook met ons mensen. De sterveling – zijn dagen zijn als het gras. De mens in zijn zwakheid, broosheid, vergankelijkheid. Een graspolletje, een bloempje. Snel verdord. Het coronavirus drukt ons weer extra met de neus op dat feit. Ons allemaal. Dè sterveling, dè mens, schrijft de dichter David. Daar vallen we allemaal onder. Niet de ouderen alleen. Maar als ouderen zijn we wel extra zwak en kwetsbaar.

    We moeten niet alleen maar aan de kortstondigheid en broosheid van het leven denken. We mogen ook aan de schoonheid en hoge waarde ervan denken. Zo schoon als een bloem op het veld is. Zo waardevol als gras is voor vee. Zo is het door God geschonken leven van ons. En het is en blijft onze dure plicht om er iets moois en waardevols van te maken, zo lang mogelijk, tot eer van onze Schepper. Dat vraagt dagelijkse bekering.

    Maar eens gaat ook bij ons de sirocco waaien. En dat is zelfs Gods oordeel over alles waarin ons leven niet mooi en waardevol was en is. Jesaja schrijft immers: Het gras verdort, de bloem valt af, als de Geest van de Here erover blaast. En als in Psalm 90 ditzelfde beeld van het gras wordt gebruikt, volgt er direct op: Want wij vergaan door Uw toorn, door Uw grimmigheid worden wij door schrik overmand. De dood hoort bij het leven, maar wel alleen bij dit onvolmaakte leven. Het is het loon van de zonde (Rom. 6).

    En toch is daar altijd weer het grote ‘maar’. Maar de goedertierenheid van de Here is van eeuwigheid tot eeuwigheid over wie Hem vrezen. Gods trouw, goedheid en onverdiende liefde gaan door voor wie met diep ontzag op Hem vertrouwen. Niet alleen zijn wij door Hem geschapen en weet Hij dus dat wij stof zijn. Maar zijn toorn duurt niet voor altijd. Hij straft ons niet naar onze zonden, vergeldt ons niet naar onze schuld. Zo hoog de hemel is boven de aarde welft zich zijn trouw. Zo ver het oosten is van het westen verwijdert Hij ons van onze zonden.

    Dank zij Jezus Christus, die voor ons de verzengende hitte van Gods toorn droeg aan het kruis van Golgotha. Op Goede Vrijdag. En die op Pasen zo de dood overwonnen bleek te hebben.

    Daarom gaat Gods goedheid over de dood heen. En is die van eeuwigheid tot eeuwigheid over wie Hem vrezen.

    Wat een rijke boodschap, juist als het coronavirus nog dreigt, dodelijk dreigt, met name voor ouderen, zwakker en vaak met wat heet ‘onderliggende kwalen’. Wat een troost.

    Je kunt er alleen maar op reageren met de eerste en de laatste woorden van onze psalm: Loof de Here, mijn ziel!


    pijl omhoog

     

    Onze schaduw

    De Here is uw schaduw aan uw rechterhand. (Psalm 121 : 5b)

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    Psalm 121

    1 Een bedevaartslied. Ik hef mijn ogen op naar de bergen: vanwaar zal mijn hulp komen?
    2 Mijn hulp is van de HERE, die hemel en aarde gemaakt heeft.
    3 Hij zal niet toelaten, dat uw voet wankelt, uw Bewaarder zal niet sluimeren.
    4 Zie, de Bewaarder van Israel sluimert noch slaapt.
    5 De HERE is uw Bewaarder, de HERE is uw schaduw aan uw rechterhand.
    6 De zon zal u des daags niet steken, noch de maan des nachts.
    7 De HERE zal u bewaren voor alle kwaad, Hij zal uw ziel bewaren.
    8 De HERE zal uw uitgang en uw ingang bewaren van nu aan tot in eeuwigheid.


  • Het komt in een grappig sprookje voor: iemand raakt los van zijn schaduw. Het is een hele jacht om die schaduw weer te vangen. Lang is deze haar “meester” te vlug af. Tenslotte heeft die haar toch te pakken en naait hij haar weer aan zijn voeten vast.

    Dat kan alleen in sprookjes. Want het is een ijzeren natuurwet, dat onze schaduw geen ogenblik van ons wijkt, ons altijd begeleidt.

    Wel, zo schaduwt de Here ons. Hij trekt altijd met ons mee, is onafscheidelijk. De Here is uw schaduw, aan uw rechterhand.

    Misschien geeft ons dat niet zo’n prettig gevoel. ’t Is niet fijn om altijd achtervolgd en gadegeslagen te worden. Het doet ons aan detectiveromans denken. Aan voetstappen achter ons, die ons hart sneller doen kloppen en onze pas doen versnellen. Maar dan hebben we een slecht geweten. Mensen, die geschaduwd worden, zijn meestal verdacht.

    Voor de Here is niets van onze daden, woorden, zelfs gedachten, verborgen. We moeten alles tegenover Hem verantwoorden. Onze gekregen levenstijd is niet vrijblijvend. Want we zijn als mensen geschapen, niet om er op los te leven, maar om met heel ons bestaan God groot te maken en de naaste te dienen. En de hemelse rechercheur en rechter schaduwt ons. We zullen rekenschap moeten afleggen van al ons doen en laten. Dat geeft een geweldige ernst aan het leven.

    Maar in onze psalm wordt dit beeld vooral positief gebruikt. De Here is uw schaduw aan uw rechterhand. En aan de rechterhand staat altijd de helper. Daar staat de trouwe vriend in de nood. Daar staat degene, die in alles solidair met je is en je nimmer in de steek laat. Aan de rechterhand van een koning in oorlog vind je zijn page, zijn wapenknecht, die bereid is zijn leven voor zijn vorst op te offeren. Aan de rechterhand van een beklaagde bij een rechtszitting vind je zijn advocaat, die vurig voor hem pleit.

    Ook zó wil God als een schaduw ons achtervolgen. We mogen vertrouwen op zijn steun, liefde, goedheid, zorg, leiding. De Here zal er in alle omstandigheden zijn als onze Redder en Trooster. Als onze onafscheidelijke Vriend en Metgezel. Hij zal ons geen moment in de steek laten, net zo min als onze schaduw ons loslaat.

    Wat een bemoediging! Er kunnen zaken zijn, waar we als een berg tegen op zien. In onze psalm wordt dat ook vermeld. Het is een pelgrimslied. Israëlieten trekken op naar Jeruzalem en de tempel, die daar staat, om de Here offers te brengen en zijn zegen te ontvangen. Het laatste deel van de tocht is het zwaarste. Men moest door een ruig gebied vrij stijl omhoog. Daar zag men tegenop. Ik hef mijn ogen op naar de bergen. Vanwaar zal mijn hulp komen? Maar men had het antwoord al gereed: mijn hulp is van de Here, die hemel en aarde gemaakt heeft. God is onze hulp, onze schaduw aan onze rechterhand.

    Hij heeft dat bewezen in de Here Jezus die onafscheidelijk naast ons kwam. Zalig wie zich dit schaduwen laat welgevallen.


    pijl omhoog

    De woestijn in bloeiJesaja 35 : 1 – 10

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    1 De woestijn zal zich verheugen, de dorre vlakte vrolijk zijn, de wildernis zal jubelen en bloeien,
    2 als een lelie welig bloeien, jubelen en juichen van vreugde. De woestijn tooit zich met de luister van de Libanon, met de schoonheid van de Karmel en de Saron. Men aanschouwt de luister van de HEER, de schoonheid van onze God.
    3 Geef kracht aan trillende handen, maak knikkende knieën sterk.
    4 Zeg tegen het moedeloze volk: ‘Wees sterk en vrees niet, want jullie God komt met zijn wraak. Gods vergelding zal komen, hijzelf zal jullie bevrijden.’
    5 Dan worden blinden de ogen geopend, de oren van doven worden ontsloten.
    6 Verlamden zullen springen als herten, de mond van stommen zal jubelen: waterstromen zullen de woestijn splijten, beken de dorre vlakte doorsnijden.
    7 Het verzengde land wordt een waterplas, dorstige grond wordt waterrijk gebied; waar eenmaal jakhalzen huisden, maakt dor gras plaats voor riet en biezen.
    8 Daar zal een gebaande weg lopen, ‘Heilige weg’ genaamd, geen onreine zal die betreden. Over die weg zullen zij gaan, maar dwazen zijn er niet te vinden.
    9 Geen leeuw of roofdier zal daar komen, geen enkel wild dier dwaalt er rond, ze blijven er allemaal weg, alleen zij die verlost zijn zullen daar gaan.
    10 Zij die de HEER heeft bevrijd, keren terug. Jubelend komen zij naar Sion, gekroond met eeuwige vreugde. Gejuich en vreugde trekken de stad binnen, gejammer en verdriet vluchten eruit weg.


  • De woestijn is dor en droog. Je vindt er geen water en voedsel, kunt er dus niet lang leven. Een woestijn is aan de ene kant schepping van God en aan de andere kant teken dat Gods schepping zucht en in barensnood is, aan de vruchteloosheid is onderworpen vanwege onze zonden (Romeinen 8).

    En de ondragelijk woestijnen breiden zich uit vanwege de klimaatverandering, door ons mensen veroorzaakt, door onze begeerte naar luxe en overdaad, waar de uitstoot van kwalijke gassen het gevolg van is.

    Je kunt dan de kop in het woestijnzand steken, doen alsof er niets aan de hand is. Dat is het ene uiterste. Je kunt je ook aan doemdenken prijsgeven: de aarde is niet meer te redden. Het andere uiterste.

    Je kunt ook de weg van het geloof gaan. Die begint met verootmoediging en schuldbelijdenis tegenover God over hoe we zijn goede schepping hebben uitgebuit en leeggeroofd. En ook met bekering: een houding van bescheidenheid, bewondering en verwondering tegenover alles, een andere levensstijl.

    Dan geeft God op die weg van het geloof toch ook weer hoop, adventshoop. Zoals Hij dat aan het volk Israël gaf, toen het in ballingschap verkeerde en hun land leeg en kaal achter was gebleven. Ze ontvingen in hun nood een rijke en hoopvolle belofte via Jesaja: de woestijn zal zich verblijden en bloeien. Hoe? Als een roos (Statenvertaling), een narcis (Nieuwe Vertaling), een lelie (Nieuwe Bijbelvertaling)? De geleerden hebben blijkbaar moeite met de vertaling van het Hebreeuwse woord. Maar dat doet er weinig toe. De bedoeling is duidelijk.

    Het staat in Jesaja 35, een prachtige dichterlijke profetie vol adventshoop. Lees dat hoofdstuk vandaag eens. En als je dan leest dat God tegelijk wraak zal nemen en zal komen verlossen, denk dan aan de Here Jezus, die op aarde kwam (Kerstfeest) om Gods wraak en toorn over onze zonden te dragen en ons zo te verlossen (vers 4). Die zo voor een gebaande weg heeft gezorgd naar Gods nieuwe hemel en nieuwe aarde, niet voor de onreine (vers 8), maar wel voor wie door de Here zijn vrijgekocht (vers 10).

    Eens was Jezus veertig dagen in de woestijn om door de satan verzocht te worden. Hij hield stand en werd zo voorbereid op zijn taak als Redder. En dan lezen we in Markus 1 : 13 dat Hij leefde tussen de wilde dieren en de engelen Hem dienden. Met andere woorden: Gods schepselen in hemel en op aarde leven en werken voor Hem, de grote Verzoener van alles met God en van alles met alles. Zelfs de wilde dieren doen Hem niets, tegen hun aard in. De hoop op deze totale vernieuwing van Gods schepping dankzij de Here Jezus doet ons ook gehoor geven aan de bemoediging: geef kracht aan trillende handen en knikkende knieën (vers 3). Word niet moedeloos, maar blijf werken met als doel: Gods nieuwe schepping, een vrolijk bloeiende woestijn.


    pijl omhoog

    Twee krachten

    Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons ieder naar zijn eigen weg. Maar de Here heeft de ongerechtigheid van ons allen op Hem doen neerkomen. (Jesaja 53:6)

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    Jesaja 53 : 1 -12

    1 Wie gelooft, wat wij gehoord hebben, en aan wie is de arm des HEREN geopenbaard?
    2 Want als een loot schoot hij op voor zijn aangezicht, en als een wortel uit dorre aarde; hij had gestalte noch luister, dat wij hem zouden hebben aangezien, noch gedaante, dat wij hem zouden hebben begeerd.
    3 Hij was veracht en van mensen verlaten, een man van smarten en vertrouwd met ziekte, ja, als iemand, voor wie men het gelaat verbergt; hij was veracht en wij hebben hem niet geacht.
    4 Nochtans, onze ziekten heeft hij op zich genomen, en onze smarten gedragen; wij echter hielden hem voor een geplaagde, een door God geslagene en verdrukte.
    5 Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden.
    6 Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de HERE heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen neerkomen.
    7 Hij werd mishandeld, maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open; als een lam dat ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed hij zijn mond niet open.
    8 Hij is uit verdrukking en gericht weggenomen, en wie onder zijn tijdgenoten bedacht, dat hij is afgesneden uit het land der levenden? Om de overtreding van mijn volk is de plaag op hem geweest.
    9 En men stelde zijn graf bij de goddelozen; bij de rijke was hij in zijn dood, omdat hij geen onrecht gedaan heeft en geen bedrog in zijn mond is geweest.
    10 Maar het behaagde de HERE hem te verbrijzelen. Hij maakte hem ziek. Wanneer hij zichzelf ten schuldoffer gesteld zal hebben, zal hij nakomelingen zien en een lang leven hebben en het voornemen des HEREN zal door zijn hand voortgang hebben.
    11 Om zijn moeitevol lijden zal hij het zien tot verzadiging toe; door zijn kennis zal mijn knecht, de rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, en hun ongerechtigheden zal hij dragen.
    12 Daarom zal Ik hem een deel geven onder velen en met machtigen zal hij de buit verdelen, omdat hij zijn leven heeft uitgegoten in de dood, en onder de overtreders werd geteld, terwijl hij toch veler zonden gedragen en voor de overtreders gebeden heeft.


  • Er bestaan twee tegengestelde krachten. De centrifúgale of middelpuntvlíedende kracht: draait het wasgoed snel rond in de centrifuge, dan slingert die kracht het water eruit. En de centripétale of middelpuntzóekende kracht: een satelliet draait rond en verdwijnt niet in een rechte lijn in de ruimte vanwege de aantrekkingskracht van de aarde.

    Maar deze krachten zijn er niet alleen in de natuur. Ook op geestelijk terrein.

    De eerste kracht, de middelpuntvliedende, zit in ons. Die slingert ons van God vandaan en ook van elkaar. Het is de neiging om ons eigen hart te volgen. Ieder zoekt zijn eigen weg. De weg die ons het meeste oplevert: de meeste voldoening, macht, rijkdom, het meeste genot.

    Een schaap doet dat ook. Het mag een kuddedier zijn, maar elke boer weet, dat juist voor dit dier de afrastering sterk en dicht moet wezen. Al grazend gaat hij van het ene graspolletje naar het andere en steekt hij zijn nek door het prikkeldraad, omdat het gras buiten de wei er lekkerder uitziet.

    Voelen we die kracht niet werken? Ons lange leven lang? We lopen als schapen, met onze neus naar de aarde gericht en met een kortzichtige blik. We gaan van het ene “leuke ding voor de mensen” naar het andere. Liefst door de afrastering van Gods geboden heen.

    En intussen worden we heel eenzaam. We dwalen steeds verder weg van God en elkaar. We stuiven in een rechte lijn een lege ruimte in, waarin we moederziel alleen zijn en om zullen komen. Stel je voor, dat we dat pas ontdekken als het te laat is, we ons aan die middelpuntvliedende kracht niet meer kunnen onttrekken!

    Is er een uitweg mogelijk? Ja. Door ons onder de invloed van de middelpuntzoekende kracht te stellen! De magnetische kracht van God. Beter gezegd: die van zijn Zoon, Jezus Christus. ‘Maar de Here heeft de ongerechtigheid van ons allen op Hem doen neerkomen.’ Op de Knecht van de Here. In wezen de Man van smarten aan het kruis van Golgotha, aan wie wij in de lijdenstijd in het bijzonder denken. Dat is Gods middelpunt. En daar gaat een aanzuigende werking van uit. Het trekt al onze ongerechtigheden, onze zonden, aan. Die worden bij wijze van spreken door die middelpuntzoekende kracht van ons losgescheurd en op de schouders van Christus gelegd. Zie, het lam van God, dat daar, in dat middelpunt van de wereldgeschiedenis, de zonden van de wijde wereld draagt en wegdraagt. Wat een wonderlijke zuigkracht, die het kwaad van ons wegzuigt, opzuigt en verdelgt.

    Ook de Heilige Geest is bij die aantrekkingskracht betrokken. Want dit wonder van vergeving en verzoening gaat niet buiten ons om. We gaan zelf ook helemaal mee. We worden door de magnetische aantrekkingskracht van Gods Woord en Geest naar Christus toe gezogen. Niet alleen al onze wanddaden komen op hem af, maar ook wij zelf. We verbinden ons vol liefde aan Hem. Merkt u dat? Wie zijn zonden bij Hem kwijt raakt, wil ook zichzelf helemaal bij Hem kwijt. Die rust niet, voor hij vastgeklonken is aan dit heerlijke Middelpunt, dat Jezus is. Welke kracht is bij u het sterkst? De kracht die het Middelpunt ontvlucht of opzoekt?


    pijl omhoog

    Troost voor treurenden

    ….om alle treurenden te troosten ( Jesaja 61 : 2)

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    Jesaja 61 : 1 – 3

    1 De geest van God, de HEER, rust op mij,
    want de HEER heeft mij gezalfd.
    Om aan armen het goede nieuws te brengen
    heeft hij mij gezonden,
    om aan verslagen harten hoop te bieden,
    om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken
    en aan geketenden hun bevrijding,

    2 om een genadejaar van de HEER uit te roepen
    en een dag van wraak voor onze God,
    om allen die treuren te troosten,

    3 om aan Sions treurenden te schenken
    een kroon op hun hoofd in plaats van stof,
    vreugdeolie in plaats van een rouwgewaad,
    feestkledij in plaats van verslagenheid.
    Men noemt hen ‘Terebinten van gerechtigheid’,
    geplant door de HEER als teken van zijn luister.


  • In de herfst, als de bladeren van de bomen vallen, liggen bij veel mensen de depressieve stemmingen op de loer. We krijgen de neiging om te treuren. Dat geldt vooral als we ook nog in de herfst van het leven verkeren. Wanneer het lang aanhoudt, kan een tabletje van de dokter hel-pen. Maar de redenen waarom er te treuren valt, verdwijnen niet. Ik noem er een paar. Wat is het leven kort: ik nader het einde al. Ik ben zo alleen: mijn levensmaatje is me voorgegaan. Mijn lichamelijke beperkingen vormen een steeds grotere plaag. Reisjes zijn er niet meer bij. Anderen moeten de boodschappen voor me doen. Het gaat tijd worden om het oude vertrouwde huis in te rui-len voor vreemde aangepaste woonruimte. Wat heeft achteraf gezien mijn leven eigenlijk voor zin en betekenis gehad? Zei Prediker al niet: ijdelheid der ijdelheden? Ik deed dingen, waarmee mijn geweten blijft worstelen.
    Het zijn allemaal tekenen dat wij in dit gebroken bestaan ontheemd zijn, ten diepste niet thuis zijn, in ballingschap vertoeven. Soms korter, soms langer dan zeventig jaar, maar toch te vergelijken met het volk Israël, dat zeventig jaar verbannen was naar Babel.
    Maar daar krijgt het treurende Israël een boodschap van troost van de profeet Jesaja. Die is door God gezalfd met de olie van de Heilige Geest. Gods Geest heeft hem de opdracht en de gaven geschonken om alle treurenden te troosten met de blijde boodschap van Gods vergeving en red-ding, en de terugkeer naar huis.
    Het is tegelijk een profetie over de ware Gezalfde, Jezus Christus. Hij is door God naar ons toe ge-stuurd om ware troost te bieden voor treurenden. Hij ontfermde zich over zieke, gebrekkige, ver-stoten mensen. En dat doet Hij nog als de Levende. Hij droeg onze zonden aan het kruis van Golgotha. Er is vrijspraak voor de fouten, nalatigheden, miskleunen van een heel leven. Hij overwon de dood door zijn opstanding. Ons leven is niet zinloos. Wat het heeft niet alleen een verleden, waarover we kunnen denken: was dat het nu? Het heeft ook een doel: een eeuwige toekomst van heil en zegen bij God. Jezus is de grote Trooster voor elke vorm van verdriet. Hij kan van een ‘treurig’ leven een blij, hoopvol leven maken. Hij kan van een weemoedig mens een welgemoed mens maken. Hij kan van een neerslachtig mens een opgewekt mens maken. Het geloof en vertrouwen in Hem geeft dat ons. Wat wil je nog meer?


    pijl omhoog

    Oorlogen (Mattheüs 24 : 6)

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    Mattheüs 24 : 1 – 14

    1 En Jezus ging de tempel uit en vertrok. En zijn discipelen kwamen tot Hem om Hem op de gebouwen van de tempel te wijzen.
    2 En Hij antwoordde en zeide tot hen: Ziet gij dit alles niet? Voorwaar, Ik zeg u, er zal hier geen steen op de andere gelaten worden, die niet zal worden weggebroken.
    3 Toen Hij op de Olijfberg gezeten was, kwamen zijn discipelen alleen tot Hem en zeiden: Zeg ons wanneer zal dat geschieden, en wat is het teken van uw komst en van de voleinding der wereld?
    4 En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Ziet toe, dat niemand u verleide!
    5 Want velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik ben de Christus, en zij zullen velen verleiden.
    6 Ook zult gij horen van oorlogen en van geruchten van oorlogen. Ziet toe, weest niet verontrust; want dat moet geschieden, maar het einde is het nog niet.
    7 Want volk zal opstaan tegen volk, en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen nu hier, dan daar, hongersnoden en aardbevingen zijn.
    8 Doch dat alles is het begin der weeën.
    9 Dan zullen zij u overleveren aan verdrukking en zij zullen u doden, en gij zult door alle volken gehaat worden om mijns naams wil.
    10 En dan zullen velen ten val komen en zij zullen elkander overleveren en elkander haten.
    11 En vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden.
    12 En omdat de wetsverachting toeneemt, zal de liefde van de meesten verkillen.
    13 Maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden.
    14 En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn.


  • Ook zult gij horen van oorlogen en van geruchten van oorlogen. Ziet toe, weest niet verontrust; want dat moet geschieden, maar het einde is het nog niet.

    Mattheüs 24 : 6

    Als ik dit schrijf is de oorlog in Oekraïne een paar dagen bezig. En de gebeurtenissen volgen elkaar snel op. Hoe zal Oekraïne eraan toe zijn, als u dit leest?

    Over één ding is de bijbel duidelijk: oorlogen zijn tekenen van het naderende einde van de wereld. De profeten zeiden het al en Jezus, de ware Profeet, zegt het ook in zijn rede over de laatste dingen.

    Oorlog betekent heel veel. Leugenachtigheid, verraad, haat, onderdrukking, vernietiging, moord. En dat in massale vorm.

    Het is de terugkeer van de chaos en de verdwijning van de mogelijkheid om te leven en samen te leven. Het is de vernietiging van Gods goede schepping door de totale uitbraak van het kwaad.

    Maar hoe erg ook, het kan niet anders. Het zijn de laatste consequenties van de in de zonde gevallen en van God afgevallen mensheid, die voor die val en afval de verantwoordelijkheid en het oordeel moet dragen. Blijkbaar moet dat. ‘Want dat moet geschieden.’ Hoe onbegrijpelijk ook. Het is de weg van Gods gerechtigheid. Tot het einde toe.

    En een oorlog maakt je vreselijk angstig. Ieder moment kan de dood en verderf zaaiende bom op jou vallen. Een bericht over een oorlog geeft al onrust. Je denkt aan de doden, gewonden, hongerenden, daklozen, vluchtelingen. Mensen zoals jij. Hoe dichter bij het is, hoe meer onrust het geeft en helemaal als het je eigen volk betreft.

    Wie te midden van luchtalarm, geluiden van bominslagen, in puin geschoten flats leeft, kan niet anders denken dan: dit is het einde. Het definitieve einde van alles.

    Maar ’weest niet verontrust, dit is het einde nog niet.’ Bij God is het einde het nieuwe begin. De herschepping van alle dingen. Zijn Rijk van vrede en gerechtigheid. Oorlogen zijn de geboorteweeën van de nieuwe tijd. Het einde van Jezus, zijn dood aan het kruis als veroordeelde misdadiger, was het nieuwe begin: zijn opstanding. Dat is de garantie dat het einde niet een oorlog is, maar de vrede, niet de dood is, maar het eeuwige leven. God belooft Zijn toekomst voor Zijn kinderen, die in Jezus de Verzoener van hun zonden zien. Dat is het einde. Het einde is goed bij Hem. Kijk niet vreemd op van oorlogen. Wees dus niet verontrust en angstig. Maar houd moed, houd hoop. Hoop op Hem, die de Alfa en de Omega is: het begin en het einde.


    pijl omhoog

    Maar Jezus bleef zwijgen (Mattheüs 26 : 63a)

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    Mattheüs 26 : 61 – 66

    61 Maar ten laatste traden er twee op, die verklaarden: Deze heeft gezegd: Ik kan de tempel Gods afbreken en binnen drie dagen opbouwen.
    62 En de hogepriester stond op en zei tot Hem: Geeft Gij geen antwoord; wat getuigen dezen tegen U?
    63 Maar Jezus bleef zwijgen. En de hogepriester zei tot Hem: Ik bezweer U bij de levende God, dat Gij ons zegt, of Gij zijt de Christus, de Zoon van God.
    64 Jezus zei tot hem: Gij hebt het gezegd. Doch Ik zeg u, van nu aan zult gij de Zoon des mensen zien, gezeten aan de rechterhand der Macht en komende op de wolken des hemels.
    65 Toen scheurde de hogepriester zijn klederen en zei: Hij heeft God gelasterd! Waartoe hebben wij nog getuigen nodig? Zie, nu hebt gij de godslastering gehoord.
    66 Wat dunkt u? Zij antwoordden en zeiden: Hij is de dood schuldig.


  • ‘De leugen regeert’, zei Beatrix, toen nog koningin. Het was niet voor ieders oren bestemd. Maar de pers ving het op en verspreidde het. De leugen regeert toch vaak uitgerekend in de pers? In de kranten en bladen? Op de televisie en voor de radio? En ook in het politieke debat? In de reclame? In de borrelpraat op verjaardagen? Er wordt zelfs gezegd dat de leugen in het Witte Huis regeert.
    De leugen wordt meestal door andere zaken op de troon gezet. Door machtslust, winstbejag, jaloezie. Om de schijn van vroomheid en rechtvaardigheid op te houden.
    Het ergste is wel als de leugen regeert waar waarheid en recht horen te zegevieren: in de gerechtsgebouwen.
    Ook Jezus stond eens voor zijn rechters: het ‘vrome’ Sanhedrin met de hogepriesters en de Schriftgeleerden. Ook daar regeerde de leugen. Het stond bij voorbaat vast dat hij ter dood veroordeeld moest worden. Er werden valse getuigen voor ingezet. ‘Die man heeft gezegd: ik kan de tempel van God afbreken en in drie dagen weer opbouwen.’ Ondanks aandringen reageerde Jezus niet op deze beschuldiging, maar bleef Hij zwijgen.
    Waarom? Omdat dat vaak het beste is als je ten onrechte wordt beschuldigd. Ga niet op de uitdaging van je tegenstanders in. Ga niet in de verdediging. Sta er boven.
    Maar bij Jezus zijn er toch bijzondere redenen, waarin Hij bleef zwijgen. Dat heeft te maken met de volgende vraag van de hogepriester: Zeg ons of u de Messias bent, de Zoon van God? Daar zegt Jezus ‘ja’ op. Met zijn zwijgen toont Jezus zich uit naam van God solidair met ieder slachtoffer van de leugen. Iedere vals aangeklaagde omdat zijn geloof en overtuiging de machthebbers niet welgevallig is. Ieder die onderwerp is van roddel en laster. Die van alles in de schoenen wordt geschoven. Hij draagt hun leed en verdriet mee. Ten volle. Hij laat ze tot in eeuwigheid niet in de steek. Dat kan een troost voor ons zijn.
    Maar het gaat nog verder. Zijn zwijgen bewijst dat geen enkele beschuldiging aan Hem is besteed. Hij is vrij van elk kwaad. ‘Wie van u kan mij van zonde beschuldigen?’ (Joh.8:46) Hij is de enige volmaakte mens. Voor ons in de plaats ten overstaan van God de Vader. En tegelijk laat Hij de veroordeling: ‘Hij is de dood schuldig’, zwijgend over zich heen gaan. Als instemming. Ook voor ons in de plaats ten overstaan van God de Vader. De Schriftgeleerden en priesters waren de officiële vertegenwoordigers van God onder de mensen. In de praktijk waren ze het allesbehalve, vooral in deze geschiedenis. En toch bleven ze het tegen wil en dank. Het gaat hier om het mysterieuze geding tussen de Vader en de Zoon, waarmee wij zondaren terecht in het oordeel staan en tegelijk vrijspraak en genade ontvangen.
    Spreken is zilver, zwijgen is goud. Dit zwijgen van Jezus is helemaal goud waard. Het verzoent ons met God en is ons eeuwig behoud.


    pijl omhoog

    Storm (Markus 4:35-41)

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    35 En Hij zeide tot hen op die dag, toen het laat geworden was: Laten wij oversteken naar de overkant.
    36 En zij lieten de schare achter en namen Hem, zoals Hij was, in het schip mede, en er waren andere schepen bij Hem.
    37 En er stak een zware stormwind op en de golven sloegen in het schip, zodat het schip reeds vol liep.
    38 Maar Hij zelf lag op het achterschip tegen het kussen te slapen. En zij maakten Hem wakker en zeiden tot Hem: Meester, trekt Gij er U niets van aan dat wij vergaan?
    39 En Hij, wakker geworden, bestrafte de wind en zei tot de zee: Zwijg, wees stil! En de wind ging liggen en het werd volkomen stil.
    40 En Hij zei tot hen: Waarom zijt gij zo bevreesd? Hoe hebt gij geen geloof?
    41 En zij werden bovenmate bevreesd en zeiden tot elkander: Wie is toch deze, dat ook de wind en de zee Hem gehoorzaam zijn?


  • Het kan soms flink stormen. Bomen zwiepen, vallen zelfs om. Elektriciteitsdraden gaan stuk. Er vallen pannen van de daken. Het water op zee of in de rivier komt gevaarlijk hoog. In Nederland zijn vooral de herfststormen berucht.

    Zo kan het ook stormen bij ons. In onze omstandigheden en in ons hart. Vooral in de herfst van ons leven, wanneer we al wat ouder zijn. Het kan stormen door zorgen om kinderen. Door het gemis van je man of vrouw, die is gestorven. Of door ziekte, die pijn geeft, benauwdheid, je sterk belemmert.

    En er bestaan niet alleen stormdepressies in het weer. Ook in ons hart kunnen er buien zijn van depressiviteit, somberheid, neerslachtigheid.

    Op een dag worden de vissers op het meer van Galilea door een storm overvallen. Ook de vissers, die wij kennen als de discipelen van de Here Jezus. En Hij is er zelf bij.

    Soms zitten wij in hetzelfde schuitje, met zwaar weer. En wie wordt dan net als de discipelen niet bang? Het gaat mis. We vergaan. Komt God niet te hulp? Jezus is verre van bang. Immers, Hij slaapt.

    Hoe kan Hij dat? Wat is zijn geheim? Het antwoord geeft Hij zelf: waarom zijn jullie zo angstig. Hebben jullie geen geloof?

    Hij leert ons dus waar het op aankomt: vertrouwen! Vertrouwen in onze God. Want vertrouwen en angst verdragen elkaar niet.

    Wie rustig en stil zich steeds voegt naar Gods wil, Hem in alles vertrouwt en gelooft, komt het beste door de stormen heen. Jezus, de zoon des mensen, gaat ons hierin voor.

    Is God dat vertrouwen waard? Zeker! Jezus, ook de Zoon van God, laat ons dat zien. Want waardoor wordt Hij wakker? Niet door de heftige bewegingen van het bootje en het koude water dat binnenboord plenst. Daar trekt Hij zich niks van aan. Maar wel door de angstkreten van zijn discipelen. Daar trekt hij zich wel wat van aan. Hij kan door alles heen slapen, maar niet door het geroep van wie Hem nodig hebben. Ook niet door een verwijtend geroep. Een geroep dat nog zo duidelijk van ongeloof getuigt. En angst verraadt. Dat hoort Hij echt. Daar wordt Hij klaar wakker van. Wees daarvan verzekerd.

    Zo is God, zegt Jezus, ook in je eigen nood, in de stormen van jouw leven. Roep maar tot Hem. Schreeuw je angsten maar uit. Schreeuw je vragen, je twijfels, je ongeloof maar uit. Hij is wakker te roepen, al denk je van niet.

    En Hij is niet machteloos. Jezus bestraft de wind en de zee. Ze gaan liggen. Het wordt bladstil. Zo machtig is God. We lezen alleen dat Jezus boze geesten bestraft. De storm en de zee zijn hier dus krachten, door de boze in dienst genomen om zijn kwade werk te doen. Zo ervaren we het ook. Want we kunnen wel nuchter zeggen dat het puur natuurverschijnselen zijn, maar als we er midden in zitten zien we er toch een groot kwaad in, dat ons bedreigt en bang maakt. Het is meer dan natuur, het is kwaad. Maar daar weet God raad mee. Hij zorgt ervoor dat we uit het kwaad gered worden. Tijdelijk en eeuwig.

    Als dit wonder gebeurd is, vrezen de discipelen met grote vrees, staat er. Maar dat is een heel andere vrees dan angst. Dat is heilige vrees. Diep ontzag voor de reddende macht van God door Jezus Christus. Gezegend wie van de ene vrees naar de andere overgaat.

    Al staat de zee ook hol en hoog
    en zweept de storm ons voort,
    wij hebben ’s Vader Zoon aan boord
    en ’t veilig strand voor oog.


    pijl omhoog

    Genade bij God ( Lukas 1 : 30 )

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    Lukas 1 : 26 – 35

    26 In de zesde maand nu werd de engel Gabriel van God gezonden naar een stad in Galilea, genaamd Nazaret,
    27 tot een maagd, die ondertrouwd was met een man, genaamd Jozef, uit het huis van David, en de naam der maagd was Maria.
    28 En toen hij bij haar binnengekomen was, zei hij: Wees gegroet, gij begenadigde, de Here is met u.
    29 Zij ontroerde bij dat woord en overlegde, welke de betekenis van die groet mocht zijn.
    30 En de engel zei tot haar: Wees niet bevreesd, Maria; want gij hebt genade gevonden bij God.
    31 En zie, gij zult zwanger worden en een zoon baren, en gij zult Hem de naam Jezus geven.
    32 Deze zal groot zijn en Zoon van de Allerhoogste genoemd worden, en de Here God zal Hem de troon van zijn vader David geven,
    33 en Hij zal als koning over het huis van Jakob heersen tot in eeuwigheid, en zijn koningschap zal geen einde nemen.
    34 En Maria zei tot de engel: Hoe zal dat geschieden, daar ik geen omgang met een man heb?
    35 En de engel antwoordde en zei tot haar: De Heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom zal ook het heilige, dat verwekt wordt, Zoon van God genoemd worden.


  • We naderen het kerstfeest. Daarom staan we er even bij stil hoe de engel aan Maria de komst van háár kind en ónze Verlosser aankondigt. “Wees niet bevreesd, Maria, want gij hebt genade gevonden bij God.”

    Annunciatie Ik wijs op drie zaken. Op de vondst, de vindplaats en de vindster van die genade…

    Ten eerste dus de vondst. Wát wordt er gevonden? Genade! Misschien denken we dan alleen maar aan de schreeuw van wie in een vechtpartij verliest en in de houdgreep onderop ligt. Maar volgens de bijbel is het de móóiste vondst, die je kunt doen. Want genade is de schatkist, vol van trouw, verzorging, bewaring, barmhartigheid, vertroosting, vergeving, verkiezing, eeuwig leven. Wie genade vindt, vindt vreugde, geluk, zekerheid. Sommigen dromen ervan de honderdduizend te winnen via de loterij. Dat is veel materiële rijkdom. Maar dan kun je geestelijk nog arm zijn. Maar als je genade gevonden hebt, heb je geestelijk gezien de honderdduizend. Je bent dan ‘binnen’. Dat geeft rust en vrede. Dat wapent tegen alles, wat je in het leven nog kunt overkomen. Mist u die genade? Verlangt u naar die genade? Bent u al naar haar op zoek?

    Dan wijs ik u ten tweede op de vindplaats. Want gij hebt genade gevonden bij God. De vindplaats van deze genade is dus God. Bij medemensen zul je niet zo gauw genade vinden. We gaan vaak ongenadig en genadeloos met elkaar om. Wat is de genade van degene, die ons in een vechtpartij een bloedneus bezorgt en bijna wurgt? Er is zoveel haat, verbittering, wraaklust, onverschilligheid. Maar bij God is genade te vinden. Een schatkist van ‘menigerlei genade’. En die ligt niet diep begraven, onvindbaar. Die is blootgelegd en geopend in de Here Jezus Christus, geboren uit Maria. In Hem zijn ‘alle schatten der wijsheid en kennis verborgen’, en geopenbaard! En door Hem deelt God ze aan ons uit. Genade op genade. De genade van het eeuwig heil, óp die van hoop bij het sterven, óp die van troost in zorg en nood, óp die van raad in het ingewikkelde leven, óp die van vergeving bij schuldbesef, óp die van bekering na een ongelovig bestaan. Zoek die genade bij de Vader van onze Here Jezus Christus, en je vindt haar.

    Maar, zegt u, wat kan ik, nietig, falend, zondig mensje, bij die grote en heilige God gedaan krijgen? Hij ziet mij over het hoofd. Die genade is voor bijzondere mensen weggelegd, maar niet voor mij. Maar wie was, ten derde, de vindster van deze genade? Maria. Een jong, eenvoudig meisje. Verloofde van een timmerman. Er was niets bijzonders aan haar. God kiest juist eenvoudige mensen uit. Die laat Hij verrassend zijn genade vinden. Genade, tegengesteld aan recht. Mensen, die recht op Gods hulp en redding denken te hebben vanwege hun vroomheid, eerlijkheid, kerkelijke trouw of wat dan ook, zullen het niet vinden. Maar juist zij, die nergens aanspraak op durven maken en die bevreesd zijn voor de heilige en rechtvaardige God, horen het: Wees niet bevreesd, want gij hebt genade gevonden bij God. We wensen u die genade toe. Vóór, óp en ná het kerstfeest. Voor altijd!


    pijl omhoog

    Augustus in December ( Lukas 2 : 1 )

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    Lukas 2 : 1 – 7

    1 En het geschiedde in die dagen, dat er een bevel uitging vanwege keizer Augustus, dat het gehele rijk moest worden ingeschreven.
    2 Deze inschrijving had voor het eerst plaats, toen Quirinius het bewind over Syrie voerde.
    3 En zij gingen allen op reis om zich te laten inschrijven, ieder naar zijn eigen stad.
    4 Ook Jozef trok op van Galilea, uit de stad Nazaret, naar Judea, naar de stad van David, die Betlehem heet, omdat hij uit het huis en het geslacht van David was,
    5 om zich te laten inschrijven met Maria, zijn ondertrouwde vrouw, welke zwanger was.
    6 En het geschiedde, toen zij daar waren, dat de dagen vervuld werden, dat zij baren zou,
    7 en zij baarde haar eerstgeboren zoon en wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een kribbe, omdat voor hen geen plaats was in de herberg.


  • En het geschiedde in die dagen dat er een gebod uitging van keizer Augustus. (Lukas 2 : 1)

    Augustus von Prima Porta (20-17 v. Chr.), aus der Villa Livia in Prima Porta, 1863

    Het politieke bedrijf is van groot belang, ook voor ons persoonlijk leven. In normale omstandigheden staan we daar niet zo bij stil. Tenzij bepaalde besluiten van de regering onze portemonnee raken! Maar in deze coronacrisis grijpen de maatregelen, die de regering daartegen neemt, diep in onze persoonlijke levenssfeer in, sturen en belemmeren ze ons doen en laten van elke dag. Daarom zitten we met miljoenen voor de buis bij een persconferentie in Den Haag.

    Ons christelijk geloof is ook van groot belang, en dat niet alleen voor ons persoonlijk leven, maar ook in de samenleving. Geloven doe je in de kerk, thuis, in je hart, zeggen veel ongelovigen, houd dat dus buiten de samenleving en de politiek. Maar het ongeloof zou zich wél met alle terreinen van het leven bezig mogen houden en het geloof níet?

    Als gelovige wil je de samenleving vormen naar de bedoelingen van God: met vrede, vrijheid, rechtvaardigheid, barmhartigheid. Geloof en politiek hebben dus alles met elkaar te maken.

    Dat zien we ook op het kerstfeest waar we al weer naar toe leven. De evangelist Lukas plaatst de geboorte van Jezus midden in de wereldpolitiek van de Romeinse keizer Augustus. Die keizer was zó’n meester in het politieke bedrijf, dat hij een wereldrijk voorspoed, orde en vrede gaf en er nu nóg een maand naar hem genoemd is. ‘En het geschiedde in die dagen, dat er een gebod uitging van keizer Augustus.’

    Maar diezelfde Augustus – wat ‘de verhevene’ betekent – doet ons juist ook denken aan de risico’s van het politieke bedrijf. Hij gaf het bevel dat ‘het hele rijk moest worden ingeschreven.’ Waarom? Om zijn macht over zijn vele onderdanen te versterken en om zijn rijkdom te vergroten. Bijvoorbeeld concreet door ingeschreven jongens van een bepaalde leeftijd tot de militaire dienstplicht te dwingen en iedereen keizerlijke belasting te laten betalen. Intussen moesten daardoor straatarme mensen naar her en der trekken, een nare inbreuk in hun toch al kwetsbare leven. Jozef en Maria van Nazareth moesten naar Bethlehem.

    Gevaren genoeg dus in het politieke bedrijf: machtswellust, verrijking, tirannie, willekeur, massale verpaupering, vrijheidsberoving. Elders in de wereld zijn daarvan veel nare voorbeelden.

    Maar in Bethlehem werd zo Jezus Christus geboren. Geen keizer, maar wel een Koning. Geen Koning van een aards rijk, maar van het Rijk van God. Hij leefde bewust midden in de samenleving, trok overal rond. Hij wilde de mensen en hun samenleven óók vormen. Maar zijn ‘politiek’ was er een van liefde, eenvoud, erbarmen, hulpvaardigheid. Hij wilde niet heersen, maar dienen. Hij ging naast de arme, uitgestotene, weerloze staan. Hij leed liever zélf dan dat Hij líet lijden. Hij wist zowel van recht als van genade. Hij was helend en verzoenend bezig.

    Zo is Hij Góds Verhevene geworden. Denk maar aan Pasen. En ónze Koning.

    Gelovige politiek is politiek, die zich door Hem laat inspireren. En die zo vernieuwend, zuiverend, helend in de samenleving bezig is.

    Elke maand, waarin wij op deze wereld leven, staat in het teken van ‘augustus’, horen we immers van geweld, onrecht, verkeerde verrijking. Moge elke maand, waarin wij samenleven, meer en meer in het ‘teken’ komen van december: het kind in doeken gewikkeld en liggende in een kribbe. Vrede op aarde.


    pijl omhoog

    Aanraking ( Lukas 5 : 13 )

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    Lukas 5 : 12 – 16

    12 En toen Hij in een van die steden was, gebeurde het, zie, dat er een man vol melaatsheid was. En toen hij Jezus zag, wierp hij zich met het gezicht ter aarde viel en bad hem: Here, als u wilt, kunt u mij reinigen.
    13 En Hij stak zijn hand uit, raakte hem aan en zei: Ik wil het, word gereinigd. En meteen verliet de melaatsheid hem.
    14 En Hij beval hem dat hij het aan niemand zou vertellen. Maar ga heen, zei Hij, laat uzelf aan de priester zien, en breng een offer voor uw reiniging, zoals Mozes bevolen heeft, tot een getuigenis voor hen.
    15 Het gerucht over Hem verspreidde zich echter des te meer en een grote menigte kwam bijeen om hem te horen en door Hem genezen te worden van hun ziekten.
    16 Maar Hij vertrok naar de woestijnen en bad daar.


  • Vanwege het coronavirus moeten we anderhalve meter afstand van elkaar houden. En wie het virus hebben opgelopen moeten thuis of in het ziekenhuis in isolatie, in quarantaine. Dat is niet fijn, soms zelfs heel naar. Elkaar niet de hand te kunnen geven en te kunnen kussen. Als zieke het gevoel hebben een gevaar voor anderen, zelfs voor je geliefden te zijn.
    In de tijd van Jezus was dat nog veel erger voor wie melaats waren. Lepra is een uiterst besmettelijke huidziekte. Ik bespaar u de vreselijke dingen die die ziekte in een lichaam aanricht, al weet u die misschien. Maar deze patiënten waren als extra leed helemaal uit de samenleving uitgebannen. Als iemand onbedoeld dicht bij hen kwam, moesten ze waarschuwend ‘onrein, onrein’ roepen.
    Volgens het jodendom was zelfs hun relatie met God verstoord. Ze hoorden zo lang ze ziek waren, niet tot zijn volk en mochten niet in de tempel komen.
    In gewone omstandigheden moet je je natuurlijk aan de regels van de overheid houden. In gewone omstandigheden moest een melaatse dat doen en ook Jezus. Maar de omstandigheden waren niet gewoon, want Jezus was niet gewoon. En dan is het: nood breekt wet.
    melaatse De melaatse zag Jezus niet als een gewoon iemand, maar als de Zoon van God en Zoon des mensen, de redder namens God. Daarom moest hij in zijn nood naar Hem toe en zich voor Hem neerwerpen. Hij kon eenvoudig niet anders, wat men er ook van zeggen zou. Dat is een blijk van geloof, ‘toevluchtnemend’ geloof. En wat hij belijdt is ook een zuiver geloof. ‘Here, als U wilt, kunt U mij reinigen’. Het is geen bijgeloof. ‘U moet me reinigen’. Hij dwingt niets af, magisch, zoals de primitieve heidenen met hun afgoden doen. Hij laat het vrij. Gods wil is alles bepalend. Hij kan het ook anders willen en dan blijf je ook in Gods handen. Het is ook geen ongeloof. ‘U kunt het vast niet, ik vraag te veel’. Nee, als U het wilt, bent bij machte.
    Is dat niet een voorbeeldig geloof? Het juiste geloof tussen bijgeloof en ongeloof in? Kennen we hier iets van? Dat is belangrijk in onze noden. En wie heeft die niet?
    En Jezus ziet de melaatse niet op een gewone manier, maar met de Hem eigen ontferming, liefde, hulpvaardigheid. En dan is het ook: nood breekt wet. ‘En Hij stak zijn hand uit, raakte hem aan en zei: ‘Ik wil het, wordt rein’. Jezus houdt geen afstand. Jezus doorbreekt het isolement. Jezus stoort zich niet aan quarantaine. En zijn ‘ontsmettende’ liefde en redding is sterker dan de sterkste besmettelijkheid. De melaatse geneest, juist door die aanraking. Jezus herstelt zo zijn relatie met God en de medemens.
    En die Jezus raakt ons nog steeds aan. Nu met Zijn Woord en Geest. Hij houdt geen afstand maar komt tot diep in ons hart. Om er te genezen, te reinigen, te verlossen. Hij steekt zijn hand uit naar ieder die zich voor Hem heeft neergeworpen, de verzoenende en helpende hand. Hij verzoent ons met God en de medemens. Hij helpt ons uit ziekte en andere noden. En wil Hij anders, dan is het ook goed, eeuwig goed. Jezus houdt geen afstand maar is ons heel nabij. Steek zelf in geloof en vertrouwen je hand maar naar Hem uit en laat die in de zijne rusten.


    pijl omhoog

    Een vreemde in je huis ( Lukas 19 : 5b )

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    Lukas 19 : 1 – 10

    1 En Hij kwam Jericho binnen en ging erdoor.
    2 En zie, er was een man, Zacheüs geheten, die oppertollenaar was, en hij was rijk.
    3 En hij trachtte te zien, wie Jezus was, en slaagde er niet in vanwege de schare, want hij was klein van gestalte.
    4 En hij liep hard vooruit en klom in een wilde vijgenboom om Hem te zien, want Hij zou daarlangs komen.
    5 En toen Jezus bij die plaats kwam, keek Hij naar boven en zei tot hem: Zacheüs, kom vlug naar beneden, want heden moet Ik in uw huis vertoeven.
    6 En hij kwam vlug naar beneden en ontving Hem met blijdschap.
    7 En toen zij het zagen, morden zij allen en zeiden: Hij is bij een zondig man binnengegaan om zijn intrek te nemen.
    8 Maar Zacheüs ging staan en zei tot de Here: Zie, de helft van mijn bezit, Here, geef ik de armen, en indien ik iemand iets heb afgeperst, vergoed ik het viervoudig.
    9 En Jezus zei tot hem: Heden is aan dit huis redding geschonken, omdat ook deze een zoon van Abraham is.
    10 Want de Zoon des mensen is gekomen om het verlorene te zoeken en te redden.


  • We zijn gesteld op privacy. Meer dan vroeger. Toen liepen de buren bij je in en uit. De bakker riep “vollek” en stond in je woonkeuken. Nu handelen we alles bij de deur af. Geen pottenkijkers in ons huis. Daar moeten we ons zelf kunnen zijn, en hoe we dan zijn, gaat een ander niks aan. En vooral: wat wij diep in het ‘huis’ van ons hart voelen, aan blijdschap en verdriet, welke vragen en zorgen daar ‘huizen’, daar heeft een ander niets mee te maken. Maar zo zijn we wel eenzaam. We hebben niemand om onze gevoelens mee te delen.
    Zacheüs is ook eenzaam. Hij is tollenaar. Hij int de belasting voor de Romeinse overheersers. Wie gaat er met zo’n geldklopper en landverrader om? Zijn deur loop je toch voorbij? Hij houdt zich lang groot. Tegenover anderen en zichzelf. Maar hij loopt in zijn uit hebzucht gekozen isolement toch geestelijk vast. Want Hij wil Jezus zien. De rabbi, van wie bekend is, dat Hij om iedereen geeft. Zacheüs, klein van gestalte, klimt in een vijgenboom. Zo kan hij alles zien zonder zelf gezien te worden.
    Maar Jezus ziet hem wel! Hij kijkt omhoog en zegt: ‘Zacheüs, kom vlug naar beneden, want heden moet Ik in uw huis vertoeven.’ Jezus nodigt zichzelf vrijpostig uit, ook in ons huis. Hij is de indringer, die voor onze privacy geen halt houdt. Hij wil dáár wezen, waar wij geen rol meer spelen, maar we ons zelf zijn. In onze kleinheid, eenzaamheid, onze vragen en zorgen. In onze gewetensnood en schuld. Daar valt Hij met de deur in huis. Heden! En Hij kan ook niet anders. Ik moet! Daar zit de drang van zijn liefde achter. Het is ook een goddelijk moeten. De drang van Gods liefde zit er achter. Hij moet ons bevrijden van onze verstikkende eenzaamheid, ons stil verdriet, onze gebondenheid aan verkeerde dingen. Hij moet en zal reddend orde op zaken in ons levenshuis komen stellen.
    Een vreemde in je huis stel je niet zo op prijs. Je kunt jezelf niet meer zijn op de enige plek, waar je nog jezelf kon wezen. Maar bij deze Vreemdeling van Galilea ligt het anders. Bij Hem kunnen we wel ons zelf zijn. Bij Hem kunnen we onze maskers afleggen. Hij komt met zijn liefde, geborgenheid, zijn totale aanvaarding, zijn barmhartigheid ons huis binnen. Om ons te redden. Om ons een nieuw leven te schenken. Bezoek van deze Jezus is het beste, dat je kunt overkomen.
    Zacheüs haast zich dan ook en ontvangt Jezus met blijdschap. De ban is gebroken. Zijn vastgelopen en zondig leven is hij kwijt. Zijn eenzaamheid is opgeheven. De benauwende hardheid, kilte en zelfverachting in zijn hart wijken voor vreugde. En het is niet goedkoop en vrijblijvend. Want hij belooft veel van zijn op een minne manier verdiende geld aan de armen te geven. En Jezus zegt later: Heden is aan dit huis redding geschonken. Er wordt bij ons aangebeld. Er staat een Vreemde voor onze deur. Hij zegt: Ik moet heden in uw huis zijn. Zalig zijn we, als we open doen.


    pijl omhoog
    Niet gegrepen ( Johannes 1 : 5 )
  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    Johannes 1 : 1 – 12

    1 In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God.
    2 Dit was in den beginne bij God.
    3 Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is.
    4 In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen;
    5 en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen.
    6 Er trad een mens op, van God gezonden, wiens naam was Johannes;
    7 deze kwam als getuige om van het licht te getuigen, opdat allen door hem geloven zouden.
    8 Hij was het licht niet, maar was om te getuigen van het licht.
    9 Het waarachtige licht, dat ieder mens verlicht, was komende in de wereld.
    10 Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem geworden, en de wereld heeft Hem niet gekend.
    11 Hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen.
    12 Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven.


  • NIET GEGREPEN

    Het evangelie van Johannes is moeilijk. Want het vertelt op een diepzinnige manier over Jezus.
    Speciaal voor de denker, dichter, dromer, die graag speurt naar wat achter de feiten verborgen is. Maar dat maakt dat evangelie wel boeiend.
    Zo beschrijft het ook het wonder van advent en kerstfeest dichterlijk. “En het licht schijnt in de duisternis.”
    Waar doet de duisternis ons aan denken? Aan angst. Verdriet. Zondig kwaad. De dood. Al het negatieve.
    Waar doet het licht ons aan denken? Aan het leven. Het goede. De vreugde. Al het positieve.
    Zo ging de Here Jezus als het licht van God in onze duistere wereld schijnen. Midden in de nacht van ons bestaan, vol zonde en leed, nood en dood, angst en verdriet, ging het hemelse licht stralen.
    Maar dan het vervolg: “en de duisternis heeft het niet gegrepen.” Helemaal een zinnetje, dat je niet gemakkelijk verstaat, juist omdat het Griekse woord dat “grijpen” betekent, meer kanten op kan wijzen, wat je in de verschillende vertalingen ook merkt.
    Je kunt er een negatieve en positieve kant mee op. Het was misschien wel de bedoeling van Johannes dat we beide doen.
    Eerst de negatieve uitleg. De duisternis heeft het licht niet begrepen. Onze wereld vol kwaad heeft het wonder van Gods liefde in Jezus niet dóór gehad, was er blind voor. De duisternis heeft het licht daarom ook niet aangegrepen. Niet blij en dankbaar aanvaard. Ze ging achteloos voorbij aan het heil van de Verlosser. Sterker, de duisternis heeft het niet op het licht begrepen, heeft er een hekel aan. De duisternis wil niet aan het licht komen. Wil niet door het licht aan de kaak gesteld worden. Is zo niet voluit getekend, wat de wereld met Jezus doet? En wat ook wij persoonlijk soms met Jezus doen? Diep van binnen hebben we het duister liever dan het licht, tenzij het genadig Licht van God ons verrassend heeft overmeesterd. Oordelend, waardoor al ons kwaad aan het licht komt. Troostend, waardoor we ons in het warme licht van Gods liefde voelen staan.
    Zo kunnen we de tekst ook positief lezen. De duisternis heeft het licht niet kunnen grijpen, heeft geen greep op het licht kunnen krijgen om het voorgoed te doven. Het probeerde het wel steeds. Al vanaf de kindermoord te Bethlehem, nog afgezien van het oude testament. En aan het kruis leek de duisternis definitief Gods Licht op aarde te hebben uitgedraaid. Maar het ging op Pasen weer sterk schijnen. Het is niet te doven. Het schijnt ook in het duister van ons leven. Zie Hem, die het Licht is in de nacht. Verstoten en veracht. Maar toch voorgoed doorgebroken. Aanvaard dat Licht met blij en dankbaar geloof. Kom aan dat Licht. Het zal tot rijke zegen zijn.
    Wie schreide in het duister
    begroet zijn klare schijn
    als Hij met al zijn luister
    straalt over angst en pijn.


    pijl omhoog
    Onder de vijgenboom (Johannes 1 : 49 )
  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    Johannes 1 : 44 – 52

    43 De volgende dag besloot Jezus naar Galilea te gaan en daar ontmoette hij Filippus. Hij zei tegen hem: ‘Ga met mij mee.’
    44 Filippus kwam uit Betsaïda, uit dezelfde stad als Andreas en Petrus.
    45 Hij kwam Natanaël tegen en zei tegen hem: ‘We hebben de man gevonden over wie Mozes in de wet geschreven heeft en over wie ook de profeten spreken: Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazaret!’
    46 ‘Uit Nazaret?’ zei Natanaël. ‘Kan daar iets goeds vandaan komen?’ ‘Ga zelf maar kijken, ‘zei Filippus.
    47 Jezus zag Natanaël aankomen en zei: ‘Dat is nu een echte Israëliet, een mens zonder bedrog.’
    48 ‘Waar kent u mij van?’ vroeg Natanaël. Jezus antwoordde: ‘Ik had je al gezien voordat Filippus je riep, toen je onder de vijgenboom zat.’
    49 ‘Rabbi, u bent de Zoon van God, u bent de koning van Israël!’ zei Natanaël.
    50 Jezus vroeg: ‘Geloof je omdat ik tegen je zei dat ik je onder de vijgenboom zag zitten? Je zult nog grotere dingen zien.’
    51 ‘Waarachtig, ik verzeker jullie, ‘voegde hij eraan toe, ‘jullie zullen de hemel geopend zien, en de engelen van God zien omhooggaan en neerdalen naar de Mensenzoon.’


  • ONDER DE VIJGENBOOM

    Eer Filippus u riep, zag Ik u onder de vijgenboom. (Joh. 1:49)

    De vijgenboom heeft een dicht bladerdek en zijn takken buigen laag naar de grond. Zo wordt een koepel gevormd. Een prieeltje, door de natuur zelf gemaakt. Heerlijk om eronder te zitten.
    Het licht schijnt gedempt door de bladeren heen. Je ogen knipperen niet van het felle zonlicht en krijgen rust. Je vindt er verkoeling tegen de hitte. Je kunt je er ook ongemerkt afzonderen. Dus een ideale plaats om na te denken, over jezelf, over de wereld, over God.

    Zo is ook Nathanaël onder de vijgenboom gekropen. Ik zie hem voor me als een jonge man, onzeker, maar ernstig op zoek naar zijn identiteit, naar een levensdoel. Hij zoekt de eenzaamheid om te worstelen met de diepe levensvragen, waar een jongvolwassene voor komt te staan. Tenminste een, die oprecht en serieus is. En dat was hij. “Een Israëliet zonder bedrog”, zei Jezus van hem. Het nog betrekkelijk korte leven heeft hem ook al sceptisch gemaakt. Hij verwachtte niet zoveel van anderen. “Kan uit Nazareth iets goeds komen?”

    Toch kent de man uit Nazareth hem al door en door. Jezus weet, dat hij eerlijk, zonder bedrog, ook zonder zelfbedrog, in het leven wil staan. Dat hij voor de grote vragen niet op de vlucht gaat. Jezus heeft hem onder de vijgenboom zien zitten. Hij kent hem. Hij doorgrondt hem tot in het diepst van zijn hart. Daarom vertrouwt hij zich aan Jezus toe. Durft hij wel Zijn volgeling en getuige te worden.

    vijgenboom

    Zo vindt Nathanaël zijn geluk en levensdoel. Zo vindt hij het heil, waar Israël een speciale omschrijving voor heeft: dat ieder in vrede zal zitten onder zijn wijnstok en zijn vijgenboom. Hij vindt het niet bij zichzelf, maar wel via zelfinkeer.

    Hebben wij ook zo’n stil plekje? Trekken wij ons wel eens terug om over wezenlijke waarden na te denken? Of zijn we er steeds voor op de vlucht? Zijn we op de vlucht voor onszelf en voor God? Durven we eigenlijk niet goed naar binnen te kijken? Laten we toch de moed hebben om ons zonder zelfbedrog af te vragen: waar ben ik mee bezig? Waar vul ik mijn leven mee? Wat zijn de drijfveren in mijn hart?

    Dan zijn we met die vragen niet alleen, maar is er Iemand, die met ons meedenkt. Die ons kent en begrijpt. En die zegt: volg Mij. Die ons uitkiest om ons de vrede en het geluk van zijn Koninkrijk te geven. Jezus Christus.

    Ja, dan krijgt Hij ons mee, hoe wantrouwig het leven ons ook heeft gemaakt. Dan worden we overtuigd van zijn macht, zijn ontferming, zijn liefde. Dan zeggen ook wij vol verbazing: waar kent U mij van? Een ander weet niet, wat er in mij omgaat. ‘k Weet het zelf soms nauwelijks. Maar u weet het wel!

    En zo wordt Jezus Heer en Meester over ons leven. De zin en bestemming van ons leven. En dan komt er toch uit Nazareth iets heel goeds, alle goeds!


    pijl omhoog
    Geen wijn meer (Johannes 2 : 3b )
  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    Johannes 2 : 1 – 11

    1 En op de derde dag was er een bruiloft te Kana in Galilea en de moeder van Jezus was daar;
    2 en ook Jezus en zijn discipelen waren ter bruiloft genodigd.
    3 En toen er gebrek aan wijn kwam, zeide de moeder van Jezus tot Hem: Zij hebben geen wijn.
    4 En Jezus zeide tot haar: Vrouw, wat heb Ik met u van node? Mijn ure is nog niet gekomen.
    5 Zijn moeder zeide tot hen, die bedienden: Wat Hij u ook zegt, doet dat!
    6 Nu waren daar zes stenen watervaten neergezet volgens het reinigingsgebruik der Joden, elk met een inhoud van twee of drie metreten.
    7 Jezus zeide tot hen: Vult de vaten met water. En zij vulden ze tot de rand.
    8 En Hij zeide tot hen: Schept nu en brengt het aan de leider van het feest. En zij brachten het.
    9 Toen nu de leider van het feest het water proefde, dat wijn geworden was (en hij wist niet, waar deze vandaan kwam, maar de bedienden, die het water geschept hadden, wisten het) riep de leider van het feest de bruidegom, en hij zeide tot hem:
    10 Iedereen zet eerst de goede wijn op en als er goed gedronken is, de mindere; gij echter hebt de goede wijn tot dit ogenblik bewaard.
    11 Dit heeft Jezus gedaan als begin van zijn tekenen te Kana in Galilea en Hij heeft zijn heerlijkheid geopenbaard, en zijn discipelen geloofden in Hem.


  • GEEN WIJN MEER

    Mensen buiten de kerk denken wel eens dat christenen niets mogen. Ze mogen niet lachen, niet genieten. Ze moeten altijd ernstig zijn. Misschien roepen sommige christenen dat beeld wel op. Maar Christus zelf geeft een heel ander beeld. Zijn tegenstanders bewe-ren zelfs dat Hij overmatig veel eet en drinkt. Dat is een leugen en laster. Maar het zegt toch wel iets dat volgens het evangelie van Johannes zijn eerste wonder was: op een bruiloft water in wijn veranderen. Er staat in het Grieks zelfs meer dan dat dit het begin van zijn wondertekenen was. Het was het beginsel van zijn tekenen. Het zegt iets, wat Hij met al zijn wonderen wil zeggen. Dat het namelijk Gods bedoeling is met zijn schepping, dat wij men-sen blij zijn, genieten, lachen, liefhebben, gelukkig zijn. Zoals op een bruiloftsfeest gebeurt. Helaas hebben wij ons buiten dat leven geplaatst door onze zondigheid.

    bruiiloft Kana Jezus is met zijn discipelen op een bruiloft. Zijn moeder Maria ook. Op een gegeven moment is er gebrek aan wijn. Maria zegt dat tegen Jezus: ze hebben geen wijn meer. Wijn is hier de bron van warmte, vreugde, ontspanning. Zo kan het ook in ons leven werkelijkheid worden: de wijn is op. Wat een ontnuchtering. We staan droog. Het leven is ineens geen feest meer. De fleur is er af. De sleur zit erin. We leven in een soort kater. Het is kil en koud in ons bestaan. Eenzaam. De vreugde is er uit, en de liefde. Het kan met name ons ouderen overkomen. We verloren onze levenspartner. We krijgen niet zo vaak bezoek. Aan onze eni-ge ‘vrienden’, de krant en de televisie, hebben we niet zo veel meer. We zien geen doel meer in ons leven. We worden er depressief van. De wijn is op. Het overkomt echtparen: ze waren heel gelukkig met elkaar aan het begin van hun huwelijk. Maar dat is over. Zo zeer dat het op een scheiding uitloopt. De wijn is op. Sommige mensen doen water bij de wijn om de schijn op te houden. Echte vreugde en geluk ontaardt bij hen in platvloerse lol, uit de hand lopende feesten, overspel. De wijn is opgeraakt.

    Maar Jezus geeft op een wonderlijke manier nieuwe wijn. Zelfs betere. Dus nieuw vreugde, nieuw geluk, nieuwe liefde. Wanneer? Als je tegenover Hem je nood en verdriet uitspreekt, zoals Maria tegen Jezus zei: ze hebben geen wijn meer. Als je op Hem vertrouwt, zoals Maria vertrouwde dat van Jezus de oplossing zou komen. Als je Hem gehoorzaamt, zoals de dienaren gehoorzaam de vaten vulden met water. Kortom, als je in Hem gelooft, tot Hem bidt, Hem dient.

    Ja, Jezus zei wel tegen zijn moeder: vrouw wat heb ik met u te doen. Mijn uur is nog niet gekomen. Dat leert ons twee lessen. De eerste les is dat we niets kunnen claimen of afdwingen bij God. Maria mocht dan zijn aardse moeder zijn, dat gaf haar nog geen rech-ten. Alles is genade. Maar dat neemt niet weg dat die genade ons zomaar overkomt, ineens gegeven wordt, als een geschenk van buiten en van boven. Op Gods tijd en wijze, maar het zal gebeuren. De tweede les is, dat elk wonder van Jezus, ook het wonder dat zijn liefde tot ons ons weer gelukkig maakt, alleen maar mogelijk werd toen zijn uur gekomen was en Hij onze zonden droeg aan het kruis van Golgotha. Alleen die verzoening met de Vader redt ons en is de reden dat we eens de nooit op rakende wijn van de vreugde mogen drinken in het Koninkrijk van God.


    pijl omhoog

    Het is volbracht (Johannes 19 : 30m)

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    Johannes 19 : 28 – 30

    28 Hierna zeide Jezus, daar Hij wist, dat alles reeds volbracht was, opdat de Schrift vervuld zou worden: Mij dorst!
    29 Er stond een kruik vol zure wijn; zij staken dan een spons, gedrenkt met zure wijn, op een hysopstengel en brachten die aan zijn mond.
    30 Toen Jezus dan de zure wijn genomen had, zeide Hij: Het is volbracht! En Hij boog het hoofd en gaf de geest.


  • Dat kunnen wij niet altijd zeggen. Veel volbrengen wij niet.
    Dat begint al jong. We weten het misschien nog van ons zelf, van onze kinderen, kleinkinderen. We beginnen aan ons huiswerk van school, maar het duurt ons te lang, we doen niet alles even goed, met het risico van een slecht cijfer. We volbrengen het niet.
    We trouwen met veel idealen, maar ons huwelijk loopt stuk. Misschien is het met een van onze kinderen gebeurd. We volbrengen het niet.
    Je neemt je ’s morgens van alles voor: vandaag ga ik dit allemaal doen, maar ’s avonds blijk je lang niet aan alles toegekomen te zijn. Je volbrengt het niet.
    Komen we op geestelijk gebied, dan volbrengen we ook zo weinig. Denk eens aan het gehoorzamen van Gods geboden. Aan reinheid en oprechtheid. Aan de zorg voor elkaar. Kortom, aan de liefde tot God en de medemens. We brengen er soms niet veel van terecht.
    Kortom, alles wat wij doen, is onvolmaakt, wordt niet volbracht. Het komt voor Gods aangezicht niet tot zijn ware einddoel, zijn bestemming.
    Dat wordt soms ingrijpend op een sterfbed beleefd. Dan wordt de balans opgemaakt. In het besef, dat je met heel je leven voor de volmaakte, heilige God verschijnt. In het ene leven is meer volbracht dan in het andere. Maar als wij heengaan, is er toch veel niet voleindigd. Gelet op Gods bedoelingen: niet volbracht.
    Maar bij Jezus is het anders. Hij kan met recht zeggen: het is volbracht.
    Dat betekent natuurlijk veel meer dan: het is afgelopen. Het einddoel is bereikt. Het slot is ook vervulling. Het is af. In dubbele zin: klaar en ook perfect.
    Nu is dat volgens onze begrippen bij hem de dwaasheid gekroond. Als je nu een geslaagd en succesvol leven achter de rug hebt, dan kan je zeggen, dat er in elk geval iets volbracht is. Maar als je amper dertig jaar bent, je nog niet veel anders gedaan hebt dan als lekenprediker met wisselend succes door het land gezworven, je door de hogere geestelijkheid wordt gewantrouwd, je wordt gevangen genomen, gegeseld en bespot, de doodstraf over je wordt uitgesproken, je vol smaad en schande aan een kruis de laatste adem uitblaast, dan kan toch niet je laatste woord zijn: Het is volbracht?
    Toch was het bij Jezus wel zo. Hij neemt de zure wijn om met een laatste krachtsinspanning uit zijn verdroogde lippen één woord te persen: volbracht. Alles volbracht. Heel zijn leven is tot vervulling gekomen.

    Indrukwekkend! Wat is dan volbracht? Dat kunnen wij lang niet voldoende peilen. We kunnen er alleen maar stamelend een paar dingen van zeggen.
    Ten eerste is een volmaakt zondeloos leven tot zijn einddoel gekomen. In zijn leven is de gehoorzaamheid aan Gods geboden volbracht, is de liefde, het recht, de barmhartigheid volbracht, al het goede, waarin wij zo te kort schieten. Het is enige leven, dat God met welgevallen kan aanzien en verheerlijken, omdat God erin aan zijn eer kwam. Het ware mens-zijn is volbracht. Voor ons in de plaats.
    Ten tweede is de zwaarste klus, ooit verricht, tot zijn einddoel gekomen: het dragen van Gods straf over de zonden van de wereld. De schuld van de mensheid is tot de laatste cent betaald. Voor ons. Om verzoening tussen God en ons tot stand te brengen.
    Ten derde overwon Jezus zo niet alleen de macht van de zonde, maar ook de andere machten, die zich tussen God en ons hebben ingeschoven. Die van de duivel. Hij heeft niet één keer aan de influisteringen van de boze toegegeven. Zo heeft Hij diens macht gebroken. Ook de macht van de dood werd overwonnen. Hij gaf zich er vrijwillig aan over om aan de dood zijn verschrikking te ontnemen.
    Ten vierde is zo ook alles volbracht, wat in het oude verbond voorspeld was. Gods beloften worden heerlijk vervuld. Al de lijnen van het oude testament komen hier uit. Ook de Schríft wordt volbracht. De wetten over de offerdienst. De profetieën over de man van smarten, de lijdende knecht des Heren.
    En zo is het ook voor u en mij volbracht.
    Heerlijk om te weten. Om te midden van al onze onrust – ook die rond het dreigende coronavirus – te rusten op het volbrachte werk van Christus. Uiteindelijk hoeft er gelukkig niets van ons te komen, mogen we van pure genade leven, nu al en na de dood voor eeuwig.
    Komt, knielen wij voor Jezus samen
    met vrolijk uitzicht op ons lot!
    Het is volbracht, volbracht, ja, amen,
    het is voor ons volbracht bij God.


    pijl omhoog

    Gesloten deuren(Johannes 20 : 19)

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    Johannes 20 : 19 – 23

    19 Op de avond van die eerste dag van de week waren de leerlingen bij elkaar; ze hadden de deuren afgesloten, omdat ze bang waren voor de Joden. Jezus kwam in hun midden staan en zei: ‘Ik wens jullie vrede!’
    20 Na deze woorden toonde hij hun zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren blij omdat ze de Heer zagen.
    21 Nog eens zei Jezus: ‘Ik wens jullie vrede! Zoals de Vader mij heeft uitgezonden, zo zend ik jullie uit.’
    22 Na deze woorden blies hij over hen heen en zei: ‘Ontvang de heilige Geest.
    23 Als jullie iemands zonden vergeven, dan zijn ze vergeven; vergeven jullie ze niet, dan zijn ze niet vergeven.’

  • GESLOTEN DEUREN

    … en de deuren … gesloten waren (Joh 20: 19)

    Door de coronacrisis moesten onze huisdeuren gesloten blijven. Maar een enkeling mocht ons bezoeken. Niet alleen de buitenkant, ook de binnenkant van de deur zat dicht. Door de gebre-ken van de ouderdom en het gevaar van besmetting waren we aan huis, soms zelfs aan ons ka-mertje, gebonden. Dat doet wat. Het geeft gevoelens van eenzaamheid, leegte, doelloosheid, neerslachtigheid.

    Het geeft ook geestelijk gesloten deuren. Anderen kunnen je hart niet raken met hun lijfe-lijke aanwezigheid vol liefde, aandacht. Jij hebt niemand om je voor open te stellen met je vragen, onrust, verdriet.

    De filosoof Jean Paul Sartre schreef een toneelstuk met de titel: “Huis clos”. Gesloten deu-ren. Wie een beetje over het leven nadenkt, loopt tegen gesloten deuren aan. De werkelijkheid om ons heen zit vol raadsels. Je wil wel achter het ‘waarom’ ervan komen, vooral het ‘waarom’ van zoveel leed, maar je stoot je neus tegen een gesloten deur.

    Verder zorgen de natuurwetenschappen voor een gesloten wereldbeeld. De doorsnee mens gelooft alleen in wat zichtbaar is. De rest is onzin. Geen plaats voor het wonder, voor de onzicht-bare wereld, die achter de zichtbare schuil gaat. Geen plaats voor God. Het algemene levensge-voel is: de hemel heeft een gesloten deur.

    Jezus’ volgelingen zitten na de opstanding ook achter gesloten deuren. Bang voor de Joden. Die hebben Jezus gekruisigd. Logisch, dat zijn volgelingen ook niets goeds van hen verwachten. Ondanks de opstanding redeneren ook de discipelen nog steeds volgens de wetten van deze we-reld. Die van haat en geweld bij de een en van je angstig verbergen en opsluiten bij de ander.

    Maar Jezus breekt daar door heen. Hij komt door gesloten deuren bij hen. Hij dringt won-derlijk van buiten naar binnen. Ook door een gesloten raadselachtig levensgevoel. Door een geslo-ten wetenschappelijk wereldbeeld. Door een gesloten vreesachtig hart.

    Geen deur is er zo dicht als die van dood en graf. Niet alleen in de ogen van de moderne mens, maar ook in die van de mensen toen. En toch heeft Jezus die op Pasen opengebroken. Het bewijs, dat er geen enkele deur meer ‘veilig’ voor Hem is. Hij komt dwars door alles heen. Hij, de verpersoonlijking van Gods liefde, vergeving en trouw, komt dwars door alle voor ons gevoel zo gesloten deuren naar ons toe. Hij dringt zelfs door de dichte deur ons hart binnen. En geeft vrede. Zoals Hij tegen zijn discipelen zegt: Vrede zij u! Dat is een vrede met God, die zo ver weg scheen. Een vrede met je levenslot, dat zo hard en meedogenloos scheen. Een vrede met de naaste, die zo vreemd en vijandig scheen. Het is de vrede van God, die alle verstand te boven gaat. Dan wordt het Pasen bij een mens. Dichte deuren? Er is voor Christus doorkomen aan. Er is daarom ook mét Christus doorkomen aan.


    pijl omhoog

    Pasen en Pinksteren op één dag ( Johannes 20 : 22)

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    Johannes 20 : 19 – 23

    19 Op de avond van die eerste dag van de week waren de leerlingen bij elkaar; ze hadden de deuren afgesloten, omdat ze bang waren voor de Joden. Jezus kwam in hun midden staan en zei: ‘Ik wens jullie vrede!’
    20 Na deze woorden toonde hij hun zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren blij omdat ze de Heer zagen.
    21 Nog eens zei Jezus: ‘Ik wens jullie vrede! Zoals de Vader mij heeft uitgezonden, zo zend ik jullie uit.’
    22 Na deze woorden blies hij over hen heen en zei: ‘Ontvang de heilige Geest.
    23 Als jullie iemands zonden vergeven, dan zijn ze vergeven; vergeven jullie ze niet, dan zijn ze niet vergeven.’

  • Wanneer? Als Pasen en Pinksteren op één dag vallen. Dus nooit. Dat grapje kennen we wel. Er zitten immers altijd zeven weken tussen deze feestdagen. Toch vallen in onze tekst Pasen en Pinksteren samen. Op de avond van de dag waarop Jezus opstond uit de dood, verschijnt Hij aan zijn leerlingen, geeft Hij hun zijn groet van vrede, zendt Hij hen uit en zegt Hij: ontvang de Heilige Geest, terwijl die toch op het Pinksterfeest pas echt is uitgestort.

    Daarbij blaast Hij zijn adem naar hen toe. Dat lijkt ons onbeleefd en onhygiënisch. Helemaal gezien de coronacrisis. Maar wie ademt leeft. De adem is de levensadem. De Opgestane en nu op bijzondere wijze Levende Heiland, blaast hun het leven in. Zoals de Here de mens, Adam, vormde uit het stof van de aarde en hem de levensadem in de neus blies.

    Maar de discipelen waren toch springlevend? Dat is maar de vraag. En het is ook de vraag of wij dat zijn. In de ogen van God. Is ons gebedsleven springlevend? Bidden we elke dag uit het diepst van ons hart? Is onze hoop op de nieuwe hemel en aarde, vol recht en vrede, springlevend? Is onze gehoorzaamheid aan Gods geboden dat? Is onze liefde springlevend, klopt ons hart vol liefde voor God en de medemens? Of zijn deze geestelijke aspecten van ons leven een zachte dood gestorven?

    Dan wil Jezus een nieuw leven in ons blazen door zijn Heilige Geest. Hij wil dat ook wij uit onze dood opstaan en een nieuw leven ontvangen. Hij wil dat leven in ons scheppen. Met een levende hoop, levend geloof, levende liefde. Dat wonder wil Hij bij U en mij doen. Geloof het. Stel je ervoor open.

    Hoe ziet dat nieuwe leven er dan uit? Dat is een leven heel dicht bij hem. Met een intieme omgang met hem in ons hart. Zo dichtbij en intiem, dat we om zo te zeggen zijn adem voelen. Niet zijn hete adem in onze nek, opjagend, angstaanjagend. Maar zoals de adem van geliefden, die dicht bij elkaar zijn. De Heilige Geest doet niets anders dan deze bijzondere band van vertrouwen en liefde met Jezus geven.

    En zo ook met God, van wie hij de Zoon is. Zo’n nieuw leven is immers een met God verzoend leven, een leven van vrede met God. Niet voor niets groette de opgestane Christus zijn leerlingen nadrukkelijk twee maal met: vrede zij u!

    Maar zo’n leven is ook een leven, waarin we worden uitgezonden, de wereld in, om mensen te werven voor het Koninkrijk van God. Om vrede, recht, vrijheid, geluk, voorspoed te verspreiden. Om in nood en verdriet te helpen en te troosten.

    In dat nieuwe leven souffleert ons de Geest de juiste woorden in het oor. En inspireert ons de Geest tot de juiste daden. Souffleren en inspireren betekenen ook letterlijk ‘inblazen’.

    Ouderen kunnen geestelijk nog ‘springlevend’ zijn!

    Ik hoop dat Pasen en Pinksteren bij u op één dag vallen. Elke dag opnieuw.


    pijl omhoog

    … en u brengen waar gij niet wilt ( Johannes 21 : 18)

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    Johannes 21 : 15 – 19

    15 Toen zij dan de maaltijd gehouden hadden, zei Jezus tot Simon Petrus: Simon, zoon van Johannes, hebt gij Mij waarlijk lief, meer dan dezen? Hij zei tot Hem: Ja Here, Gij weet, dat ik U liefheb. Hij zei tot hem: Weid mijn lammeren.
    16 Hij zei ten tweeden male weer tot hem: Simon, zoon van Johannes, hebt gij Mij waarlijk lief? En hij zei tot Hem: Ja Here, Gij weet het, dat ik U liefheb. Hij zei tot hem: Hoed mijn schapen.
    17 Hij zei ten derden male tot hem: Simon, zoon van Johannes, hebt gij Mij lief? Petrus werd bedroefd, dat Hij voor de derde maal tot hem zei: Hebt gij Mij lief? En hij zei tot Hem: Here, Gij weet alles, Gij weet, dat ik U liefheb. Jezus zei tot hem: Weid mijn schapen.
    18 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Toen gij jonger was, omgordde gij uzelf en gij ging, waar gij wilde, maar wanneer gij eenmaal oud wordt, zult gij uw handen uitstrekken en een ander zal u omgorden en u brengen, waar gij niet wilt.
    19 En dit zei Hij om te kennen te geven, met welke dood hij God verheerlijken zou. En dit gezegd hebbende, sprak Hij tot hem: Volg Mij.


  • De Here Jezus verschijnt na zijn opstanding aan zijn leerling Petrus en zegt dan tegen hem: toen je jong was deed je zelf je gordel om en ging je waarheen je wilde, maar wanneer je oud wordt, zal een ander je omgorden en je brengen waar je niet wil.

    Dat geldt niet alleen voor Petrus maar voor ons ouderen allemaal. Je werd weduwe of weduwnaar. Het gemis blijft groot. Je werd vroegtijdig arbeidsongeschikt. Ouderdomsklachten binden je aan huis. Je kunt je levensweg grotendeels niet meer zelf bepalen, zoals vroeger. Je wordt gebracht waar je niet wil. Je moet bijvoorbeeld gedwongen verhuizen naar een verpleeghuis. Uiteindelijk brengt de dood je helemaal waar je niet wil.

    Jezus doelt daar ook op bij Petrus. Hij zegt dit immers ‘om duidelijk te maken met welke dood Petrus God zou verheerlijken.’ Dat laatste wijst ons er wel op dat we de woorden van Jezus niet te algemeen moeten maken en in hun verband moeten houden.

    Petrus, die zijn Meester drie maal had verloochend, verklaart drie maal opnieuw zijn liefde tot Hem en wordt drie maal opnieuw tot apostel aangesteld: weid mijn schapen. Waarop Jezus oproept: volg Mij. Het gaat er om dat ook wij, al zijn we geen apostel en hebben we dus een andere levensopdracht dan Petrus, de opgestane en levende Koning Jezus dienen en volgen. En dat we dat gehoorzaam en met vertrouwen doen in onze eigen levensomstandigheden, ook al hebben we zelf niet voor die omstandigheden gekozen.

    Bij sommigen worden die omstandigheden in het bijzonder bepaald door hun dienen van Jezus. Denk aan wie vervolgd worden om hun geloof. Bij Petrus zal dat ook gebeuren. Hij zal zelfs door de marteldood God verheerlijken. Maar voor ons allen geldt het: volg Jezus moedig en trouw op je levensweg. Kijk voor je uit naar de opgestane, die ons voorgaat. En kijk niet opzij. Vergelijk je zelf niet met anderen, met wie het veel beter gaat. Dat geeft alleen maar ongezonde jaloezie. Petrus doet het immers wel: hij vergelijkt zichzelf met Johannes. Welke weg zal de Here met die andere apostel gaan? Een veel mooiere en gemakkelijkere? Maar Jezus reageert met: wat gaat het jou aan? En, voor de tweede keer: Volg jij mij! Zullen we dat dan maar doen? Mogelijk zal ons sterven Hem dan ook verheerlijken door ons getuigenis en zeker zullen we dan door Hem opstaan in het eeuwige leven.


    pijl omhoog

    Kracht van boven(Handelingen 1 : 8)

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    Handelingen 1 : 4 – 8

    4 En terwijl Hij met hen aanzat, gebood Hij hun Jeruzalem niet te verlaten, maar te blijven wachten op de belofte van de Vader, die gij [zeide Hij] van Mij gehoord hebt.
    5 Want Johannes doopte met water, maar gij zult met de heilige Geest gedoopt worden, niet vele dagen na deze.
    6 Zij dan, die daar bijeengekomen waren, vroegen Hem en zeiden: Here, herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Israel?
    7 Hij zeide tot hen: Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft,
    8 maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde.


  • “Was ik maar sterker!” Dat zeggen we soms met een zucht. We zijn lichamelijk zwak. Door ziekte of ouderdom. Fanatiek beginnen we aan een karwei, dat wat van ons lichaam vraagt, maar al gauw staan we te trillen op onze benen. We moeten ophouden, kunnen lang zoveel niet meer als vroeger.

    We kunnen ook psychisch zwak zijn. Er hoeft maar weinig tegen te zitten of de moed zinkt ons in de schoenen. We durven niets aan te pakken, bang dat we falen. We durven geen ‘nee’ te zeggen, laten ons gebruiken, over ons heen lopen.

    We kunnen verder geestelijk zwak zijn. We willen de Here wel dienen, maar voor ons gevoel mislukt het steeds. Ons gebedsleven is zo slap. Ons vertrouwen is zo gering. Allerlei twijfels houden ons bezig. Zou God zijn genâ vergeten, nooit meer van ontferming weten? Onze gehoorzaamheid is zo slecht. We doen bepaalde dingen met een onrustig geweten. Het is niet goed maar we kunnen de verleiding niet weerstaan.

    Weet u, het is maar het beste al die zwakheden eerlijk te belijden. De Here weet immers toch precies, wat van zijn maaksel is te wachten, hoe zwak van moed, hoe klein wij zijn van krachten. Het sloopt onze kracht nog meer en maakt ons nog moedelozer, als we ons sterker proberen voor te doen dan we zijn. Niets is frustrerender dan eigen prestaties en heiligheid na te jagen.

    Het is uiteindelijk een hele bevrijding te weten, dat er niets hoeft en niets moet, dat we als zwakke zondaren tot de Here de toevlucht mogen nemen. En het wonder is, dat ons juist langs die weg kracht van Boven gegeven wordt. De kracht van de Heilige Geest, op het Pinksterfeest uitgestort. Een kracht, die wij niet zelf opbrengen, maar ontvangen. Dan ervaren we in ons eigen leven, wat God tot Paulus zei: mijn kracht wordt in zwakheid volbracht. Gods Geest heeft zoveel kracht, dat Hij al onze zwakheden kan opheffen. Die Geest kan wonderen doen aan lichaam, ziel en geest.

    Het kan zijn, dat we een doorn in het vlees of in onze ziel hebben, zoals Paulus. En dat we die ook moeten houden, zoals hij. Maar ook dan, misschien wel juist dan, volbrengt Gods Geest zijn kracht in onze zwakheid. Hij geeft ons dan een vertrouwen, waarvan een grote kracht uitgaat naar anderen toe. Hij geeft ons zelfs in ons leed volharding, dapperheid en blijmoedigheid, wat anderen aansteekt. Hij geeft ons de sterkte om ons voor medemensen, de maatschappij, de kerk, dienstbaar te maken. Hij geeft ons de vrijmoedigheid om te getuigen. Want de kracht van de Heilige Geest is vooral de kracht om van Gods grote daden te getuigen.

    Na de woorden, die wij overdenken, volgt: en gij zult Mijn getuige zijn, zowel te Jeruzalem als in geheel Judea en Samaria, en tot aan de einden der aarde. Paulus was in zijn zwakheid toch de grootste apostel. Het overkomt je. Het komt over je. Die heerlijke kracht van Boven. De Heilige Geest. Het is ons beloofd, dat we die zullen ontvangen. Wie op deze belofte en niet meer op eigen kracht vertrouwt, zal het ervaren. Het is immers niet voor niets Pinksteren geweest.


    pijl omhoog

    … en uw ouden zullen dromen dromen (Handelingen 2 : 17)

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    Handelingen 2 : 14 – 21 Het Pinksterfeest

    14 Maar Petrus stond met de elven op, en hij verhief zijn stem en sprak hen toe: Gij Joden en allen, die te Jeruzalem woonachtig zijt, dit zij u bekend en neemt mijn woorden ter ore.
    15 Want deze mensen zijn niet dronken, zoals gij veronderstelt, want het is het derde uur van de dag;
    16 maar dit is het, waarvan gesproken is door de profeet Joel:
    17 En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouderen zullen dromen dromen:
    18 ja, zelfs op mijn dienstknechten en mijn dienstmaagden zal Ik in die dagen van mijn Geest uitstorten en zij zullen profeteren.
    19 En Ik zal wonderen geven in de hemel boven en tekenen op de aarde beneden: bloed en vuur en rookwalm.
    20 De zon zal veranderen in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en doorluchtige dag des Heren komt.
    21 En het zal zijn, dat al wie de naam des Heren aanroept, behouden zal worden.


  • Wat wordt vaak van oudere mensen gedacht en gezegd? Ze zijn geestelijk verstard en versteend. Ze zijn van binnen leeg en uitgeblust. Hun gedachten staan op een laag pitje. Dof en gelaten zitten ze de korte tijd uit, die hun op aarde nog rest.

    Waar doen dromen aan denken? Aan een levendige, actieve geest, die zelfs nog in de slaap voor allerlei flitsende beelden en gedachten zorgt. Aan een hart, dat nog verlangens en idealen heeft, dat nog op de toekomst is gericht.

    Dan ligt het toch niet voor de hand, dat ouden nog dromen dromen? Of ’t moeten koortsdromen zijn bij ziekte.

    Toch zullen ouden dromen dromen. Daar zorgt de Heilige Geest van God voor, die op het Pinksterfeest op aarde is gekomen.

    Een droom komt zómaar op uit ‘t onbewuste. Er komen je zómaar beelden en gedachten aanwaaien. Zo werkt God óók met zijn Heílige Geest in ónze geest. Hij geeft zomaar gedachten over hoe God tegen deze wereld en ons mensen aankijkt. Over wat Hem verdriet doet en boos maakt. Maar ook hoe Hij ons liefheeft en ons de zonden vergeeft door de Here Jezus. Ook hoe God alles in de hand houdt en zelfs het kwade nog voor zijn goede doeleinden kan gebruiken. Hoe de Here alles nog vol ontferming draagt en duldt. Hij geeft zo maar psalmen, liederen, bijbelteksten in ons hart, die we vroeger geleerd hebben. En Hij geeft zo maar beelden van hoe het zal zijn in de hemel. Hij geeft het zomaar, dat we dromen van een geweldige toekomst daar.

    Als we een spannende droom hebben gehad en we ons die nog herinneren, er misschien wel vol van zijn, dan vertellen we die soms enthousiast aan anderen. Zo moeten we ook de dromen van ons geloof doorvertellen. Dat kunnen we niet laten. Ook daar zorgt de Heilige Geest voor. Onze mond loopt over van waar ons hart vol van is.

    En zo hoeven we als oudere christenen helemaal niet verstard en versteend te zijn, helemaal niet dof, leeg en uitgeblust. Er kan nog vuur in ons zitten. We kunnen vurig van geest, vurig van de Heilige Geest, zijn. We kunnen nog in woord en daad doorgeven wat de Geest ons heeft ingegeven. We kunnen nog van onze dromen vertellen, dromen van de toekomst van Gods Koninkrijk.

    Zij zullen vruchten dragen
    voor ’s Heren heiligdom
    tot in hun ouderdom>br> tot in hun grijze dagen. (Psalm 92)


    pijl omhoog

    Zie, ik zie de hemelen geopend. (Handelingen 7 : 56)

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    Handelingen 7 : 54 – 60

    54 Toen zij dit hoorden, sneed het hun door het hart en zij knersten de tanden tegen hem.
    55 Maar hij, vol van de heilige Geest, sloeg de ogen ten hemel en zag de heerlijkheid Gods en Jezus, staande ter rechterhand Gods,
    56 En hij zeide: Zie, ik zie de hemelen geopend en de Zoon des mensen, staande ter rechterhand Gods.
    57 Maar zij begonnen luidkeels te schreeuwen, stopte hun oren toe en stormden als een man op hem los;
    58 en zij wierpen hem de stad uit en stenigden hem. En de getuigen legden hun mantels af aan de voeten van een jonge man, Saulus genaamd.
    59 En zij stenigden Stefanus, die de Here aanriep, zeggende: Here Jezus, ontvang mijn geest.
    60 En op de knieen vallende, riep hij met luider stem: Here, reken hun deze zonde niet toe! En met deze woorden ontsliep hij.


  •  

    DE HEMELEN GEOPEND

    Stefanus heeft over zijn Heiland verteld. Dat wordt hem niet in dank afgenomen. Men spreekt kwaad van hem. En brengt hem voor het Sanhedrin gebracht, de Raad van Oudsten en Schriftgeleerden. Daar verdedigt hij zich uitgebreid door nogmaals uitvoerig van zijn Heiland te getuigen. Men wordt ziedend en uiteindelijk is Stefanus ingesloten door een briesende menigte, die de kring steeds nauwer om hem sluit om hem te stenigen. Stel je voor, dat je dat om je heen ziet. Je angst zorgt ervoor dat je blik gevangen is en je naar niets anders kan kijken. Er is geen uitweg!

    Maar Stefanus kijkt omhoog en ziet de heerlijkheid van God en Jezus, staande aan de rechterhand van God. Ook daar getuigt hij van: zie, ik zie de hemelen geopend en de Zoon des mensen staande aan de rechterhand van God. Dit is allereerst een bemoediging en troost voor ieder die nu, net als Stefanus, om zijn of haar geloof vervolgd wordt, waar ook ter wereld.

    Stefanus
    Peter Paul Rubens
    ‘Het martelaarschap van de heilige Stefanus’

    Maar dat is voor ons ook een les. Als we in een vrij land leven en ons spreken over de Here Jezus ons niet zo duur komt te staan, hoe vaak zouden we dat dan niet moeten doen!

    Maar we mogen aan meer denken. Soms voelen ook wij ons helemaal ingesloten, ‘benauwd van alle zijden’ (Ps. 118:3). Door depressiviteit zien we ons ingesloten door donkere, dreigende krachten. De slagen in het leven kunnen ons in een nood brengen, waarvan we denken: hier komen we niet uit, geen ontsnapping mogelijk. Een faillissement, een echtscheiding, rouw. Maar vooral: door een ernstige ziekte, die ons lichaam sloopt, sluit de dood zich steeds nauwer om ons heen. En we hoeven maar een hoge leeftijd te hebben of daar is het besef dat ‘deze laatste vijand, die de dood is’ (1 Kor. 15:26) heel dicht nadert. Van alle kanten.

    Kijk dan omhoog! Houd als Stefanus, je ogen naar de hemel gericht! In vertrouwen en overgave. Dan overtuigt de Heilige Geest – waar Stefanus toen immers vol van was – je ervan dat de hemel voor je geopend is. Er is altijd een uitweg uit elke dreigende omsingeling en insluiting. De uitweg naar boven. De hemel is niet van koper, niet met ijzeren grendels afgesloten. Maar open!

    Dank zij Jezus, door Stefanus hier de Zoon des mensen genoemd. Want Hij heeft aan de ene kant ons menselijk lot helemaal gedeeld. Hij heeft elke omsingeling door wat voor kwaad ook zelf ervaren. De omsingeling van kwaadsprekers, van het Sanhedrin, van de dood, zelfs van Gods oordeel over onze zonden. Maar Hij stond er overwinnend uit op en ging naar de hemel. Waar Stefanus Hem al zag met de ogen van het geloof en vol van de Heilige Geest. Dat zien, dat uitzicht, wordt ons heus gegeven als we er naar uitzien, naar boven zien.

    Je zit in je lekkere stoel van rust te genieten, maar plotseling spring je overeind, want je ziet buiten een kind onder zijn spel de weg op raken en groot gevaar lopen.

    Wij zeggen met onze geloofsbelijdenis over de naar de hemel gevaren Verlosser: zittende aan de rechterhand van God. Dat zitten op de troon wijst op rust, majesteit, verhevenheid, waardigheid. Maar Stefanus ziet Jezus staan. Hij is opgestaan. Om te helpen en uit te redden. Om in te grijpen. Om zijn kinderen weg te halen uit de omsingelingen en thuis te halen. Het is allebei waar.

    Genade Gods, zo rijk en vrij
    de poort staat open, ook voor mij.


    pijl omhoog

    Nu, overal, iedereen ( Handelingen 17 : 30)

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    Handelingen 17 : 30 – 34

    30 God slaat echter geen acht op de tijd waarin men hem niet kende, maar roept nu overal de mensen op om een nieuw leven te beginnen,
    31 want hij heeft bepaald dat er een dag komt waarop hij een rechtvaardig oordeel over de mensheid zal laten vellen door een man die hij voor dat doel heeft aangewezen. Het bewijs dat het om deze man gaat, heeft hij geleverd door hem uit de dood te doen opstaan.’
    32 Toen ze hoorden van een opstanding van de doden dreven sommigen daar de spot mee, terwijl anderen zeiden: ‘Daarover moet u ons een andere keer nog maar eens vertellen.’
    33 Zo vertrok Paulus uit hun midden.
    34 Toch sloten enkelen zich bij hem aan en aanvaardden het geloof, onder wie ook een Areopagiet, Dionysius, een vrouw die Damaris heette en nog een aantal anderen.


  • Nu, overal, iedereen

    God dan verkondigt, met voorbijzien van de tijden van de onwetendheid, nu overal aan alle mensen, dat zij zich moeten bekeren.
    Handelingen 17 : 30

    Onlangs las ik vóór de avondmaaltijd nog even uit de krant. Dat stemde me niet vrolijk. Het is oorlog in Oekraïne en in Afrikaanse landen. Er zijn hittegolven, overstromingen en zwaardere orkanen door de opwarming van de aarde. Miljoenen vluchtelingen leven in erbarmelijk omstandigheden. Onze economie – in wezen gebaseerd op menselijke hebzucht en genotzucht – dreigt vast te lopen, met toename van de armoede.

    Areopagus
    De Areopagus

    Na diezelfde maaltijd lazen mijn vrouw en ik uit Handelingen 17. Paulus zegt daar in Athene op de Areopagus: “God dan verkondigt, met voorbijzien van de tijden van de onwetendheid, nu overal aan alle mensen, dat zij zich moeten bekeren”.

    Het is overduidelijk waar zowel in de oorspronkelijke Griekse taal als in de Nederlandse vertaling de nadruk ligt: nu, overal, aan alle mensen.

    Er is bekering nodig. Letterlijk in het Grieks: een omkeer in je geest, dus in je complete denken, voelen en willen.

    We weten om wat voor omslag het hier gaat. Ons “ik” moet als drijfveer van al ons doen en laten plaats maken voor God en zijn komende Rijk van vrede en gerechtigheid. Ons “ik” moet niet meer leven, maar Christus moet in ons leven. Zijn denken, willen, spreken, handelen, vol liefde, barmhartigheid en rechtvaardigheid, moet in onze omstandigheden de onze worden.

    Dat geeft een gevoel van beklemming en machteloosheid. Want willen we dit wel? En hoe fanatiek we het ook zouden willen, het lukt ons niet.

    Tot troost: God zegt ons toe dat Zijn Geest het in ons doen zal. En die Geest doet het soms in grote sprongen maar vaak bij stukjes en beetjes. En op aarde zal het nooit volmaakt af zijn.

    Niettemin hoort daar van onze kant bij dat we ons er voor durven open stellen: voor die bekering. Angst, dat we van ons oude leven steeds meer verliezen en dat ons veranderen bij anderen gaat opvallen, moet niet overheersen.

    Het moet echt gebeuren! Zelfs: nu, overal, bij iedereen. Zo ernstig en alomvattend is het evangelie van de Here Jezus Christus. Gebeurt het niet, dan blijven we elke dag over allerlei onheil en onrecht in de krant lezen. Dan blijft het wereldwijd kommer en kwel op deze aarde, wordt het van kwaad tot erger.

    Eén ding blijft echter wel overeind. Er komt een nieuwe hemel en aarde. God laat niet los wat Hij begon toen Hij alles schiep. Wie zullen er op die nieuwe, zuivere, vreugde gevende aarde wonen? En zullen wij erbij zijn? Ja! Dat mogen we geloven! Want Jezus heeft de wereld verlost.

    Maar dat vraag wel bekering. Nu, overal, iedereen.


    pijl omhoog

    Weest in broederliefde elkaar genegen ( Romeinen 12 : 10)

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    9 De liefde zij ongeveinsd. Weest afkerig van het kwade, gehecht aan het goede.
    10 Weest in broederliefde elkander genegen, in eerbetoon elkander ten voorbeeld,
    11 in ijver onverdroten, vurig van geest, dient de Here.

    12 Weest blijde in de hoop, geduldig in de verdrukking, volhardend in het gebed.


  • ‘Filadelfia’ of ‘Philadelphia’ is een bekende naam. Allereerst heet zo een grote stad in de Verenigde Staten. Ze is gesticht door Engelse christenen (Quakers), die als pelgrims naar Amerika waren gegaan. De staat waarin de stad ligt, is genoemd naar hun leider: William Penn: Pennsylvania.

    Maar de naam van de stad komt uit de bijbel. Het is die van één van de zeven gemeentes, die via Johannes op Patmos een brief ontvingen van de verhoogde Heiland.

    We kennen ook de stichting ‘Philadelphia’, die zich inzet voor de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. En die stichting draagt die naam ongetwijfeld vanwege de letterlijke betekenis: broederliefde. Inclusiever: liefde tussen broeders en zusters.

    Het is de bijzondere soort onderlinge liefde tussen de leden van één gezin. Ze hebben elkaar niet uitgekozen, zoals bij vrienden het geval is, maar zijn aan elkaar gegeven. Ze zijn allemaal anders en toch zijn ze een eenheid.

    Daarom betrekt Paulus dit ook op de leden van de christelijke gemeente. Ze zijn door Christus aan elkaar gegeven. Ook als ‘bloedverwanten’ want ‘het bloed van Jezus Christus heeft hen gereinigd van alle zonde’ ( 1 Joh.1:7). Ze zijn allemaal verschillend en toch één. Daarom horen ze elkaar lief te hebben, voor elkaar te zorgen, elkaar te troosten, te helpen. Dat spreekt vanzelf. ‘Ik hoef er eigenlijk niet eens over te schrijven’, schrijft Paulus toch in zijn eerste brief aan de Thessalonicenzen (4:9). Want God zelf heeft u geleerd hoe u met elkaar moet omgaan.

    Het is een gave. Maar daarmee is het niet minder een opgave. Bijvoorbeeld – Paulus wil daar de gemeente van Rome vooral op wijzen – om jezelf niet belangrijker, beter, vromer, christelijker te achten dan de ander, maar de ander hoger te achten dan jezelf en nederig te zijn. Ouders hebben al hun kinderen even lief. Ook de hemelse Vader heeft dat.

    In een gezin leef je te lang en te dicht bij elkaar om de schijn op te houden, je anders voor te doen dan je bent. Je kunt er alleen jezelf zijn. Maar je mág er ook jezelf zijn. Daar is het een gezin voor. Dat moet ook in een christelijke gemeente gelden. ‘Laat de liefde ongeveinsd zijn’, schrijft Paulus. Ook Petrus schrijft over deze liefde tussen broeders en zusters (2 Petr.1:7). En wel als een schakel aan een ketting. De schakel die er aan voorafgaat heet: eerbied, heilig voor God. Je gehoorzaamt en dient Hem. Je prijst en eert Hem. Je vertrouwt op Hem. Alleen door dat samen met elkaar te doen, kan de onderlinge liefde groeien. En de schakel die er op volgt heet: liefde. Dus algemene liefde, liefde voor iedereen, ook de mensen buiten de gemeente. De liefde tussen broeders en zusters is niet naar binnen gekeerd, maar leidt tot een gezamenlijke liefde voor de medemens. De christelijke gemeente is dienstbaar aan de wereld. Zoals ook gezinsleden de buitendeur van hun huis niet constant dichthouden, maar er door in en uit gaan de samenleving in.

    Er zijn kerkgebouwen, gemeentes, huizen, zorgboerderijen, die Philadelphia heten. Er is zelfs een merk kaas dat zo heet. God moge het geven, dat de diepe en rijke betekenis van dat woord meer en meer werkelijkheid wordt. Bij anderen, maar allereerst bij ons zelf.


    pijl omhoog

    Met de hoop op de zaligheid als helm ( 1 Thessalonicenzen 5 : 8)

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    1 Thessalonicenzen 1 : 5 – 11

    1 Maar over de tijden en gelegenheden, broeders, is het niet nodig, dat u geschreven wordt:
    2 immers, gij weet zelf zeer goed, dat de dag des Heren zo komt, als een dief in de nacht.
    3 Terwijl zij zeggen: het is [alles] vrede en rust, overkomt hun, als de weeen een zwangere vrouw, een plotseling verderf, en zij zullen geenszins ontkomen.
    4 Maar gij, broeders, zijt niet in de duisternis, zodat die dag u als een dief overvallen zou:
    5 want gij zijt allen kinderen des lichts en kinderen des dags. Wij behoren niet aan nacht of duisternis toe;
    6 laten wij dan ook niet slapen gelijk de anderen, doch wakker en nuchter zijn.
    7 Want die slapen, slapen des nachts en die zich bedrinken, zijn des nachts dronken,
    8 maar laten wij, die de dag toebehoren, nuchter zijn, toegerust met het harnas van geloof en liefde en met de helm van de hoop der zaligheid;
    9 want God heeft ons niet gesteld tot toorn, maar tot het verkrijgen van zaligheid door onze Here Jezus Christus,
    10 die voor ons gestorven is, opdat wij, hetzij wij waken, hetzij wij slapen, tezamen met Hem zouden leven.
    11 Vermaant daarom elkander en bouwt elkander op, gelijk gij dit ook doet.


  • De helm is belangrijk. Hij is voor soldaten zelfs onmisbaar. Hoeveel kogels zijn er niet op af-geketst, mensenlevens sparend? Hij is soms ook verplicht in het verkeer. En in hoeveel verkeers-ongelukken heeft hij niet zijn diensten bewezen?

    Ook zijn er veel arbeidsomstandigheden waaronder men volgens de veiligheidsvoorschrif-ten een helm moet dragen. De helm is letterlijk en figuurlijk een hoofdzaak. Hij beschermt ons hoofd en daarmee ons leven.

    En nu raadt Paulus ons aan om in het christelijk leven toegerust te zijn met de helm van de hoop op de zaligheid. In ons kwetsbare bestaan bedreigen ons allerlei gevaren. Zo zijn er allerlei vijanden van God en Zijn volk, die hun kogels op ons afvuren. Boze machten onder aanvoering van de satan. Zij willen ons tot zonde verleiden en tot ongeloof bewegen. Zij proberen ons zó te tref-fen, dat we als christen, soldaat in het Gods leger, worden uitgeschakeld. We liggen steeds onder vuur. Beseffen we dat?

    Onder mensen komt het soms tot botsingen. Spanning in het gezin. Ruzie in de familie. Onenigheid met de buren. Als opgekropte frustraties zich in woede ontladen, komt de klap van de botsing hard aan.

    We kunnen ook een lelijke val maken door te zondigen. Er wordt dan iets stuk gemaakt in ons leven, dat niet snel goed gemaakt kan worden. Wie in zonde valt, valt hard. Vooral als het de pijn geeft van berouw en schuldbesef. En pijn is op zich een goed waarschuwingssignaal. Het is nog gevaarlijker als deze pijn niet gevoeld wordt.

    Ach, vinden er in het alledaagse leven niet talrijke bedrijfsongevalletjes plaats? We stoten ons hoofd. Er wordt ons een dreun op het hoofd verkocht. We incasseren een mislukking. Dingen vallen tegen. Mensen vallen tegen. We gaven vertrouwen, maar het werd misbruikt.

    In al deze omstandigheden is het hoofdzaak, dat we de helm van de hoop op de zaligheid dragen. Dat wil zeggen: dat we de hoop op de uiteindelijke verlossing van Jezus Christus niet ver-liezen, maar voortdurend met ons meedragen. Dat we de grote toekomst van deze Heiland blijven verwachten. Dat we blijven hopen op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, waar de kogels ons niet meer om de oren vliegen, er geen botsingen en ongelukken meer plaats vinden, we ons hoofd niet meer stoten en we niet meer ten val komen. Deze hoop houdt ons nu al staande en gaande. Die is het beste verdedigingswapen, dat we ter hand kunnen nemen, beter gezegd, dat ons in de hand gegeven wordt door de Here Zelf via de verkondiging van Zijn Woord en door zijn Heilige Geest. Op deze hoop ketst alle leed en schuld af, want het is de hoop op Hem, Die alle leed geleden en alle schuld gedragen heeft aan het kruis van Golgotha. Deze hoop is zal niet beschaamd worden, want het is de hoop op Hem, Die triomferend uit de dood is opgestaan en eens zal terug-komen om Zijn Koninkrijk definitief te vestigen. We houden ons zo vaak met bijzaken bezig en gaan aan de hoofdzaak voorbij. Deze helm van de hoop op de zaligheid in Jezus Christus is hoofd-zaak voor u en voor mij. We lopen onherroepelijk blijvend letsel, dodelijk letsel op, tenzij we niet vergeten deze helm op te zetten. Draagt ú hem?


    pijl omhoog

    En laten we op elkaar acht geven om elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken. (Hebreeën 10: 24)

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    Hebreeën 10 : 10 – 25

    10 Krachtens die wil zijn wij eens voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus.
    11 Voorts staat elke priester dagelijks in zijn dienst om telkens dezelfde offers te brengen, die nimmer de zonden kunnen wegnemen;
    12 deze echter is, na een offer voor de zonden te hebben gebracht, voor altijd gezeten aan de rechterhand van God,
    13 voorts afwachtende, totdat zijn vijanden gemaakt worden tot een voetbank voor zijn voeten.
    14 Want door een offerande heeft Hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden.
    15 En ook de Heilige Geest geeft ons daarvan getuigenis,
    16 want nadat Hij gezegd had: Dit is het verbond, waarmede Ik Mij aan hen verbinden zal na die dagen, zegt de Here: Ik zal mijn wetten in hun harten leggen, en die ook in hun verstand schrijven,
    17 en hun zonden en ongerechtigheden zal Ik niet meer gedenken.
    18 Waar dan voor deze dingen vergeving bestaat, is er geen zondoffer meer nodig.
    19 Daar wij dan, broeders, volle vrijmoedigheid bezitten om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus,
    20 langs de nieuwe en levende weg, die Hij ons ingewijd heeft, door het voorhangsel, dat is, zijn vlees,
    21 en wij een grote priester over het huis Gods hebben,
    22 laten wij toetreden met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, met een hart, dat door besprenging gezuiverd is van besef van kwaad, en met een lichaam, dat gewassen is met zuiver water.
    23 Laten wij de belijdenis van hetgeen wij hopen onwankelbaar vasthouden, want Hij, die beloofd heeft, is getrouw.
    24 En laten wij op elkander acht geven om elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken.
    25 Wij moeten onze eigen bijeenkomst niet verzuimen, zoals sommigen dat gewoon zijn, maar elkander aansporen, en dat des te meer, naarmate gij de dag ziet naderen.


  • OPPASDIENST

    Als vader en moeder uitgaan, moet iemand op de kinderen passen. Meestal is dat een goede bekende: oma, een buurmeisje. Het is dan wel een grote verantwoordelijkheid om voor kinderen te zorgen. Er worden kostbare schatten aan je toevertrouwd.

    Maar we hebben als christenen deze oppasdienst ook tegenover elkaar. We moeten op elkaar toezien, over elkaar waken. “En laten we op elkaar acht geven om elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken.” Dat doen we niet zo maar. We worden er hier niet voor niets toe aangespoord. Want we zijn meestal op onszelf gericht, geven ons zelf alle aandacht. En daar hebben we genoeg aan. Het is vaak al een hele klus op onze eigen zaakjes te passen. Moeten we dan ook nog waken over het welzijn van anderen? En áls we dan op elkaar letten, is dat vaak niet negatief? Loerend op wat de ander fout doet? Verontwaardigd onze veroordeling daarover uitsprekend? Of met een nieuwsgierigheid en bemoeizucht, waar de ander geen prijs op stelt?

    De schrijver van de tekst weet best, dat het er soms zo toegaat. Want in het Grieks gebruikt hij woorden, die negatief klinken. Zo iets als: laten we elkaar bespioneren om elkaar te provoceren. Hij bedoelt zo: laten we van dat negatieve, dat er vaak is, iets positiefs maken. Laten we in goede zin op elkaar acht geven. Zo, dat het niet aan ons voorbij gaat als iemand zijn geloof dreigt te verliezen. Zo, dat we oog hebben voor elkaars noden, elkaars aanvechtingen en proberen elkaar te ondersteunen in de strijd van het leven. Als oudere misschien wel de strijd tegen pijn, immobiliteit, vereenzaming. Zo, dat we warme belangstelling hebben voor elkaars wel en wee en we elkaar vasthouden, elkaar dragen en omringen. Zo, dat we iemand, die zichzelf door een zonde ongelukkig dreigt te maken, liefdevol opzoeken en helpen de goede weg terug te vinden. We laten elkaar zo gemakkelijk los. Maar als God voor ons allen is, mogen we niet denken: ieder voor zich. We zijn verantwoordelijk voor elkaar. Voor elkaars vrede en geluk, voor elkaars reinheid en geloof.

    En heus, als we merken, dat er niet uit de hoogte en met een afkeurende blik naar ons gekeken wordt, maar met oprechte liefde en zorg, dan werkt dat goed. Dan provoceert dat ons in positieve zin. Dan lokt dat ons uit om de mensen die ons niet loslaten, ook zelf niet los te laten. Dan wekt dat ons op om de strijd van het geloof in zorgen en aanvechtingen vol te houden. Dan gaan we voelen: eigenlijk is het waar, dat we zo niet door kunnen leven en worden we terecht gewaarschuwd. Want we zeggen vaak wel: ik heb een ander niet nodig. Ik kan wel op mezelf passen. Maar hunkeren we niet allemaal naar liefdevolle zorg en oprechte aandacht? Doet het ons als we eerlijk zijn geen pijn, als niemand zich iets van ons aantrekt? En doet dat oplettend oog en die liefdevolle hand van anderen ons juist niet goed? Is het voor ons niet een prikkel om goed te leven en ons leven niet te vergooien, als we merken, dat anderen om ons geven? Gaan we dan zelf ook niet om anderen geven?

    Ja, we bewijzen elkaar een goede dienst door op een positieve manier op elkaar acht te geven. We volgen daarin Christus, die zich totaal en radicaal om ons bekommerd heeft. Laten we het niet vergeten: tegenover elkaar hebben we oppasdienst.


    pijl omhoog

    Houdt Jezus Christus in gedachten, Davids nakomeling, die uit de dood is opgewekt.

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    2 Timotheüs 2 : 8 – 13

    8 Gedenk, dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt, uit het geslacht van David, naar mijn evangelie,
    9 waarvoor ik kwaad lijd en zelfs boeien draag als een misdadiger. Maar het woord van God is niet geboeid.
    10 Om deze reden wil ik alles verdragen, om de uitverkorenen, opdat ook zij het heil in Christus Jezus verkrijgen met eeuwige heerlijkheid.
    11 Het woord is betrouwbaar: immers, indien wij met Hem gestorven zijn, zullen wij ook met Hem leven;
    12 indien wij volharden, zullen wij ook met Hem als koningen heersen; indien wij Hem zullen verloochenen, zal ook Hij ons verloochenen;
    13 indien wij ontrouw zijn, Hij blijft getrouw, want Zichzelf verloochenen kan Hij niet.


  • Sterven of streven

    Timotheüs heeft het moeilijk met alle moeite, die er in het leven is en het valt hem vooral zwaar, dat er zoveel weerstand is rond de Evangelieverkondiging. Daarom spreekt Paulus hem moed in door hem te wijzen op de weg, die Jezus is gegaan. De klemtoon bij het ‘in gedachten houden’ valt niet op ‘opgewekt’, maar op Jezus Christus. En wel Hij, die ‘uit de dood is opgewekt’. Dat is een weg geweest naar de heerlijkheid door het lijden heen. Dat is een weg, die blijkbaar eigen is aan de weg van God in deze wereld en moet dat zo ook Timotheüs en iedere christen met hem niet verrassen. Paulus spreekt Timotheüs toe uit eigen ervaring. Geboeid als hij is omwille van het Evangelie.
    Onze cultuur is hoe langer hoe meer ingesteld geraakt op groei, vooruitgang, het beste willen bereiken. De moderne mens wordt gekenmerkt door ‘streven’ en daar hoort lijden, tegenslag en moeite niet bij. Binnen de kortste keren wordt de conclusie getrokken, dat lijden nergens goed voor is en daar wordt dan alle handelen opgericht. Ontmoet je lijden, moeite, dan zit je blijkbaar fout en moet je het leven anders aanpakken. Lijden dient uitgebannen te worden.
    Nu moet het lijden op zich vooral niet verheerlijkt worden, integendeel, maar het kan wel behoren tot de levensweg van een mens en zeker een christen, die in navolging van Christus wil leven.
    Volharden in het geloof kan ook ‘sterven’ betekenen, moeite ondervinden, maar in het geloof mag dan de heerlijkheid niet uit het oog verloren worden.
    In twee zinnen (2 Timoteüs 2: 11b – 12a) gebruikt Paulus volharden en sterven als elkaar parallellen.
    Deze boodschap is betrouwbaar:
    Als wij met Hem gestorven zijn, zullen we ook met Hem leven;
    als wij volharden, zullen we ook met Hem heersen.

    Daarom is het goed steeds weer te gedenken, dat Jezus Christus uit de dood is opgewekt.
    God heeft zijn Zoon, die niets had misdaan,
    Door de kracht van zijn Geest
    Uit de dood bevrijd. God van toen, God van nu,
    God die bij ons blijft.
    Als Christus in ons woont, leven wij:
    De liefde wint en de dood is dood.
    Dan dragen wij zijn kroon,
    Want Hij leeft:
    Hij kwam stralend uit het graf!
    Stuart Townend, Resurrection Hymne
    Hemelhoog 194: 3


    pijl omhoog

    Ik ben de Alfa en de Omega. (Openbaring 22 : 13a)

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    Openbaring 22 : 6 – 13

    6 Toen zei hij tegen mij: ‘Wat hier gezegd is, is betrouwbaar en waar. De Heer, de God die profeten bezielt, heeft zijn engel gestuurd om aan zijn dienaren te laten zien wat er binnenkort gebeuren moet.’
    7 ‘Ik kom spoedig!’ Gelukkig is wie zich houdt aan de profetie van dit boek.
    8 Ik, Johannes, was het die deze dingen hoorde en zag. En toen ik alles gehoord en gezien had, wierp ik me neer aan de voeten van de engel die me deze dingen liet zien, om hem te aanbidden.
    9 Maar hij zei: ‘Doe dat niet! Ik ben een dienaar zoals jij en je medeprofeten, en zoals degenen die zich houden aan wat er in dit boek staat. Je moet God aanbidden.’
    10 Verder zei hij tegen me: ‘Houd de profetie van dit boek niet geheim, want de tijd is nabij.
    11 Wie onheil aanricht zal nog meer onheil aanrichten, en wie onrein is zal nog onreiner worden. Wie goed doet zal nog meer goed doen, en wie heilig is zal nog heiliger worden.’
    12 ‘Ik kom spoedig, en heb het loon bij me om iedereen te belonen naar zijn daden.
    13 Ik ben de alfa en de omega, de eerste en de laatste, het begin en het einde.’


  • Ik ben de Alfa en de Omega

    We vinden deze woorden vlak voor het slot van de bijbel. De opgestane Heiland spreekt ze in de visioenen van Johannes. Ze gaan ook over het slot van de wereldgeschiedenis. En wat ze betekenen legt Christus uit en benadrukt Hij met het vervolg: Het begin en het einde, de eerste en de laatste.

    Hij was al helemaal in het begin bij Gods schepping betrokken: in het begin was het Woord (Joh. 1:1). Uiteindelijk is het onze Zaligmaker die ons het leven gaf en ons leven bestuurt. Ons hele bestaan wordt gedragen door zijn liefde en genade. En Hij zal het laatste oordeel over de hele wereldgeschiedenis uitspreken. Hij zal al het goede dat onderdrukt en vernietigd is, weer voor eeuwig laten opbloeien. Hij zal al het onrecht dat is aangedaan, verlossend recht zetten. Hij zal ieder lijdend slachtoffer weer genezen en tot zijn recht laten komen. Hij zal al het kwade vernietigen en de kwaaddoeners voorgoed buiten de poorten van zijn Koninkrijk houden. En daartussen in leidt Hij de wereld en ons eigen persoonlijk leven, ook in 2022.

    Alfa en Omega Dat is een troost en bemoediging. Onze tijden zijn in de handen van Christus. Niets ontglipt daaraan en valt daaruit. We kunnen niet zover afdwalen of zijn armen zijn lang genoeg om ons weer te pakken De boze kan zo sterk niet zijn of zijn handen zijn sterk genoeg om ons te beschermen. Laten we alles in zijn handen leggen. “In uw handen beveel ik mijn geest.”.

    Alfa is de eerste letter van het Griekse alfabet. De A. Het alfa mannetje van bijvoorbeeld een groep leeuwen is de baas over de groep, eist het recht op om het eerst van het gedode dier te eten en paart met alle vrouwtjes. En als een jonger mannetje die rol over wil nemen volgt een woest gevecht. Veel alfa mannetjes hebben de geschiedenis bepaald: koningen, presidenten, dictatoren, veroveraars. En om hun positie zijn veel oorlogen gevochten. Wat heeft dat voor ellende gezorgd, en doet het nog. Gelukkig hebben wij een Alfa Man die op vrede, liefde en recht uit is. Die durfde te dienen in plaats van heersen.

    Omega is de laatste letter van het Griekse alfabet. Bij ons de Z. Mega betekent groot. Het is de lange, grote o, zoals in het woord ‘boot’. Je schrijft het ook als elkaar wat overlappende twee o’s. De omikron, halverwege dat alfabet, is de korte o, zoals in het woord ‘bot’. Mikron betekent klein. De laatste mutatie van het corona-virus heeft die naam gekregen. Dat virus is een groot leed voor de wereld. Maar uiteindelijk zullen ook alle vormen en alle mutaties van leed verdwijnen. Het gaat om zo te zeggen misschien nog van omikron richting omega, maar nooit tot en met omega. God heeft het laatste Woord. Hij zal alle tranen van de ogen afwissen. Eind goed, al goed, dankzij onze Here Jezus Christus.


    pijl omhoog

    Overdenking

    van Dirk Rehorst in de Nieuwsbrieven

    Ikabod, de eer is weggevoerd. (1 Samuël 4 : 21 en 22)

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    12 Een Benjaminiet snelde weg uit de gelederen en bereikte nog op dezelfde dag Silo, in gescheurde klederen en met aarde op zijn hoofd.
    13 Toen hij aankwam, zie, Eli zat op zijn stoel aan de kant van de weg in afwachting, want zijn hart was vol zorg over de ark Gods. Toen de man in de stad kwam en het bericht overbracht, ging er een gejammer door de gehele stad.
    14 Eli hoorde het jammergeschrei en vroeg: Wat is dat voor een rumoer? De man haastte zich naar Eli en deelde het hem mee.
    15 Eli nu was achtennegentig jaar oud en zijn ogen stonden star, zodat hij niet zien kon.
    16 De man zeide tot Eli: Ik kom van het slagveld; ik ben vandaag nog van het slagveld gevlucht. Hij zeide: Wat is er gebeurd, mijn zoon?
    17 De boodschapper antwoordde: Israel is voor de Filistijnen op de vlucht geslagen; een grote nederlaag heeft het volk geleden; ook uw beide zonen, Chofni en Pinechas, zijn dood, en de ark Gods is buitgemaakt.
    18 Toen hij melding maakte van de ark Gods, viel Eli achterover van zijn stoel naast de poort, brak zijn nek en stierf. Want de man was oud en zwaar. En hij was veertig jaar richter over Israel geweest.
    19 Zijn schoondochter nu, de vrouw van Pinechas, was zwanger en zou spoedig baren. Toen zij het bericht vernam, dat de ark Gods buitgemaakt was en dat haar schoonvader en haar man gestorven waren, kromde zij zich en baarde, want de weeen overvielen haar.
    20 Toen zij op sterven lag, spraken de vrouwen die om haar heen stonden: Vrees niet, want gij hebt een zoon gebaard. Doch zij antwoordde niet en sloeg er geen acht op.
    21 Zij noemde de jongen Ikabod en zeide: weg is de eer uit Israel; omdat de ark Gods was buitgemaakt en om haar schoonvader en haar man.
    22 Zij zeide: Weg is de eer uit Israel, want de ark Gods is buitgemaakt.


  • Ikabod: de eer is weggevoerd

    Er heerst op een zeker ogenblik in Silo grote ontsteltenis. Een boodschapper uit het leger van Israël had het stadje in rep en roer gebracht, toen hij de nederlaag meldde tegen de Filistijnen.
    Dan breekt er een gejammer los, dat door de straten van Silo weerklinkt.
    Intussen zit de stokoude priester Eli hulpeloos en blind op een stoel naast de poort. “Wat is er toch aan de hand?” vraagt hij. Dan komt de boodschapper naar hem toe, om hem het bericht van de nederlaag over te brengen, maar ook de dood van zijn twee zonen Hofni en Pinehas.
    Eli slaat er steil van achterover, breekt zijn nek en sterft. Maar er is nog een ánder droevig sterfgeval. Het gerucht van alles, wat er gebeurd is, dringt door tot in het huis van Pinehas, waar Pinehas’ vrouw op de geboorte van haar kind wacht. Men kan het niet voor haar verborgen houden: haar man is in de strijd gebleven, haar schoonvader is van schrik gestorven. Kortom de schrik is ook voor haar te groot; de weeën overvallen haar. Een zoontje wordt te vroeg geboren en de moeder gaat sterven aan deze ontijdige bevalling. De vrouwen die om haar heen staan willen haar troosten: “vrees niet, want gij hebt een zoon gebaard.” Maar zij hoort het niet eens. Ze is echter nog helder van geest en zij noemt de naam die het kind moet hebben: Ikabod, wat betekent: de Eer is weggevoerd. De stervende moeder bedoelt ermee: weg is de eer uit Israël.
    Wat betekent dat nu voor ons? Welke boodschap wordt ons hierin meegegeven? Zonder God, zonder Gods eer! Ja, een volk zonder God mist alles. Alles is dan leeg, overgeleverd aan het kwade. Maken wij ook wij vandaag aan de dag deze situatie niet mee? Weg is de eer uit Nederland! Waar is er voor God nog plaats?
    Begrijpen we goed: de eer is niet weg uit Nederland met een teruggang van de economie, van de werkgelegenheid, van de welvaart. Nee, dáár is de eer niet in gelegen. Men mag in heel de wereld best weten dat het in Nederland, wat dat betreft, achteruit gaat en het er niet zo rooskleurig uitziet. Daar komen we wellicht overeen. Maar dat de eer van God weg is, dat is het punt. Daar zit zoveel, daar zit álles aan vast.
    Hoe is die eer aan God weggeraakt? We denken al te gering van Hem, menend, dat wij Hem naar onze hand kunnen zetten, en zo zijn we Hem kwijtgeraakt. Is er nog plaats voor God in de politiek? Wordt Gods naam nog genoemd in de ministerraad, in allerlei van de regering uitgaande stukken? Wordt er gevraagd naar Gods wil in allerlei besluiten en wetten, die uitgevaardigd worden? Is er voor God plaats in het maatschappelijk leven, in het economische leven, in het bedrijfsleven? Krijgt God de eer in de kunst, in de literatuur, in de muziek? Nee we leven in een wereld, waarin de eer weg is, de eer van God. Het leven van tegenwoordig is een welvaartsleven. We hebben het in materieel opzicht over het algemeen goed tot zéér goed. Maar wordt God er door ons volk veel in betrokken en ervoor gedankt? Wordt zijn hand erin gezien? Nee, weg is de eer, de eer van God! Het leven is een gestroomlijnd leven. God heeft bij de moderne mens in zijn dagelijks bestaan geen plaats meer.
    Het dagelijks werk van de boer werd naar oude traditie vaak verricht in nauwe verbondenheid met de godsdienst. Maar daarvan is geen sprake meer bij de piloot in de lucht, bij de chauffeur achter het stuur, bij de monteur in de garage.
    Het is ten diepste te betreuren dat deze eer weg is. En die treurnis komen we ook tegen bij de stervende vrouw van Pinehas. In de naam Ikabod snikte zij haar leed uit, het leed van haar geloof. Die naam was een heel kort klaaglied. Voelen wij iets van pijn, wanneer Gods eer weg is, wanneer Zijn wetten met voeten worden getreden in deze tijd?
    De eer is toch nog niet helemáál weg. Want dit staat vast: God laat Zich toch niet onbetuigd, ook niet temidden van alle goddeloosheid. Er zal dan ook altijd een volk van Hem overblijven, al kan dit soms erg klein zijn.

    Dirk Rehorst


    pijl omhoog

    Voorbede doen (1 Timotheüs 2:1-2 HSV)

    “Ik roep er dan vóór alles toe op dat smekingen, gebeden, voorbeden en dankzeggingen gedaan worden voor alle mensen, voor koningen en allen die hooggeplaatst zijn, ..”

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    1 Timotheüs 2 : 1 – 8

    1 Ik roep er dan vóór alles toe op dat smekingen, gebeden, voorbeden en dankzeggingen gedaan worden voor alle mensen,
    2 voor koningen en allen die hooggeplaatst zijn, opdat wij een rustig en stil leven zullen leiden, in alle godsvrucht en waardigheid.
    3 Want dat is goed en welgevallig in de ogen van God, onze Zaligmaker,
    4 Die wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis van de waarheid komen.
    5 Want er is één God. Er is ook één Middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus.
    6 Hij heeft Zich gegeven als een losprijs voor allen. Dit is het getuigenis op de door God bestemde tijd.
    7 Daartoe ben ik aangesteld als prediker en apostel (ik zeg de waarheid in Christus, ik lieg niet), als een leraar van de heidenen in geloof en waarheid.
    8 Ik wil dan dat de mannen op alle plaatsen bidden met opheffing van heilige handen, zonder toorn en meningsverschil.


  • De christelijke gemeente is er kennelijk ook voor de wereld waarin ze leeft. In ieder geval wat de voorbede betreft. Want naast de voorbede voor nabije naasten en geliefden is die er ook voor “alle mensen”, in het bijzonder voor mensen die grote verantwoordelijkheid dragen: koningen, hooggeplaatsten, overheden.
    Natuurlijk was de politieke situatie in Paulus’ tijd totaal anders dan in die van ons. Maar dat maakt voor de voorbede waarschijnlijk niet uit. We zijn geneigd om die voorbede voor overheden lastig te vinden. Maar was de situatie in Paulus’ dagen minder lastig?
    Zowel bij de persoonlijke voorbeden als die in de kerk komt de vraag op je af: wat en waarover moet gebeden worden voor je naasten en voor de overheden? Paulus spreekt over het ontvangen van een rustig en stil leven in alle godsvrucht en waardigheid. Daar zit natuurlijk een hele wereld achter. Heeft dat “rustige en stille leven” iets te maken met de welvaartsstaat (die zo afgebrokkeld is). Of gaat het meer om de “rechtsstaat” (die zo verschrikkelijk op de tocht staat in heel veel gebieden van de wereld en ook bij ons). Ik denk het laatste. In ieder geval ontkom je er niet aan om een antwoord te vinden op de vraag naar de invulling van “de voorbede”.
    Het is hier dat het voor mijzelf als voorganger moeilijk wordt. Bij persoonlijke voorbede kun je elkaar de vraag stellen: Waarvoor mogen we bidden? Er komt vaak ook nog een goed gesprek uit voort. Maar wat moeten we vragen voor die koningen en hooggeplaatsten? Zomaar in het algemeen vragen om Gods nabijheid of zegen, kan eigenlijk niet zonder een beoordeling van hun houding en handelen in hun ambtsvervulling. En een beoordeling van de principes en de levensbeschouwing van waaruit ze handelen. Want de Here kan toch niet zegenen en nabij zijn zonder dat Hij ook maar enige vraag zou stellen. Begrijpt u mijn verlegenheid als het gaat om de voorbeden, met name die in de kerk.
    Wij mogen natuurlijk geen politiek bedrijven in de kerk. Zeker niet in de gebeden. Maar de politiek er buiten laten kan ook niet. U mag gerust weten; ik worstel hier soms mee. Zeker in het chaotische leven van onze tijd.

    Ds. J.J. Verhaar


    pijl omhoog

    Verwachten ( 1 Samuël 2 : 1)

    ‘Nu juicht mijn hart dankzij de HEER.’

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    1 Samuël 2 : 1 – 10

    1 en Hanna bad: ‘Nu juicht mijn hart dankzij de HEER, fier heft mijn hoofd zich op, dankzij de HEER, mijn mond spreekt vrijmoedig tegen mijn vijanden, want dankzij uw hulp beleef ik vreugde.
    2 Geen is er heilig als de HEER, er is geen andere God dan u, geen rots is er als onze God.
    3 Gebruik toch geen grote woorden, blaas niet zo hoog van de toren, want de HEER is een alwetende God: door hem worden onze daden gewogen.
    4 De boog van de helden is gebroken, en wie wankelen weten zich gesterkt.
    5 Die genoeg hadden, verkopen zich voor brood, en wie hongerden zijn verzadigd. De onvruchtbare baart zeven zonen, en wie veel kinderen heeft, verwelkt.
    6 De HEER doet sterven en doet leven, zendt naar het dodenrijk en leidt eruit omhoog.
    7 De HEER maakt arm en hij maakt rijk, vernedert diep en heft hoog op.
    8 De zwakke en de arme helpt hij overeind, hij haalt hen uit het stof en uit het slijk. Tussen de edelen zet hij hen neer, hij houdt een ereplaats voor hen vrij. Van de HEER zijn de pijlers der aarde waarop hij de wereld heeft vastgezet.
    9 Die hem trouw zijn, behoedt hij op hun pad, maar de zondaars komen om in het duister. Ontoereikend is de menselijke kracht:
    10 wie het opneemt tegen de HEER wordt gebroken, vanuit de hemel dondert hij hun toe. De HEER spreekt recht over heel de aarde, hij geeft macht aan de koning die hij kiest en verhoogt het aanzien van zijn gezalfde.’


  • Hanna heeft er jarenlang op moeten wachten: een kind. Ze heeft haar hart uitgestort voor de HEER. Ze heeft gehuild en gesmeekt. ‘HEER van de hemelse machten, ik smeek U, heb toch oog voor mijn ellende!’ Ze heeft Hem een gelofte gedaan: ‘Als U mij een zoon geeft, geef ik hem weer terug aan U!’
    God hoort haar en belooft te doen wat ze vraagt. Als Hanna dat hoort komt ze tot rust en ook haar eetlust keert terug. Want ze verwacht dat de HEER doet wat Hij zegt. Terecht, zo weet je, wanneer je bekend bent met de geschiedenis van Hanna en Samuël. Wanneer de kleine Samuel groot genoeg is brengt Hanna hem naar het heiligdom in Silo om hem aan de HEER te wijden.
    Terwijl ze haar kind loslaat juicht haar hart om wat God voor haar heeft gedaan. En ze spreekt grote woorden over de HEER die omkijkt naar wie het moeilijk heeft en armen rijk zegent, die nederigen verhoogt en trotsen vernedert. Het zijn woorden die doen denken aan die van Maria als zij bij Elisabeth komt, in verwachting van haar zoon. En het zijn niet alleen deze woorden die doen denken aan de geboorte van de Here Jezus. Heel de geschiedenis van Hanna en de geboorte van haar zoon doet denken aan die van Hem, van onze Heer Jezus Christus.
    Wat hebben we lang op Hem moeten wachten! Wat is er veel geleden en gebeden voor zijn komst. En wat een vreugde geeft Hij: ‘Mijn ziel prijst en looft de Heer, mijn hart juicht om God, mijn redder!’ Toch moest Maria haar zoon ook al heel snel weer loslaten. Ze moest Hem zelfs kwijtraken vòòr ze Hem kon terugvinden. Wij mogen net als zoveel anderen ons hart uitstorten voor God en veel van Hem verwachten: de vervulling namelijk van al zijn beloften!

    ds. S.D. Heij


    pijl omhoog

    Traditie ( 2 Thessalonicenzen 2 : 15)

    ‘Wees standvastig, broeders en zusters, en blijf bij de traditie waarin u door ons onderwezen bent, in woord of geschrift.’

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    2 Thessalonicensen 2 : 13 – 17

    13 Maar wij zijn schuldig altijd God te danken voor u, door de Heer beminde broeders, dat God u van het begin verkoren heeft tot de zaligheid in de heiliging door de Geest en in het geloof van waarheid;
    14 waartoe Hij u geroepen heeft door ons Evangelie, om te verkrijgen de heerlijkheid van onze Here Jezus Christus.
    15 Zo staat nu, broeders, en houdt de leringen vast, die gij ontvangen hebt, hetzij door ons woord of door onze brief.
    16 En Hijzelf, onze Here Jezus Christus, en onze God en Vader, die ons heeft liefgehad, en een eeuwige troost en een goede hoop heeft gegeven in genade,
    17 Hij vertrooste uw harten, en versterke u in al het goede werk en woord.


  • Als het gaat over tradities denk ik vaak aan feesten en gewoontes. De donkere tijd van het jaar leent zich daar goed voor: verhalen die bij het haardvuur van de ene generatie op de andere worden doorverteld en speciale gerechten, liederen, cadeaus en handelingen die volgens vast gebruik zijn gereserveerd voor bijzondere dagen en momenten. Ik kan er erg van genieten. Maar of Paulus daar ook aan denkt…?
    Waar het hem zeker weten niet om gaat is het gedachteloos herhalen van bepaalde gewoontes omdat ‘iedereen’ het doet of omdat het nu eenmaal traditie is. Zelf is de apostel gepokt en gemazeld in de Schrift en heeft hij zich vol overgave ingezet voor de tradities van zijn voorgeslacht (Galaten 1: 14). Toch heeft hij later veel van die overleveringen en gebruiken radicaal losgelaten of aangepast. Want hij heeft gemerkt dat we onze eigen tradities soms zwaarder kunnen laten wegen dan de woorden van God. En belangrijker nog: Paulus heeft ervaren dat Jezus Christus alles in een nieuw daglicht zet!
    De traditie waar Paulus het dan ook over heeft is de apostolische overlevering over Jezus Christus en alles wat Hij heeft gezegd, gedaan en geleerd. Het gaat over Jezus’ lijden en sterven, over de viering van de maaltijd van de Heer en zijn opstanding. ‘Het belangrijkste dat ik u heb doorgegeven, heb ik op mijn beurt ook weer ontvangen: dat Christus voor onze zonden is gestorven, zoals in de Schriften staat, dat Hij is begraven en op de derde dag is opgewekt, zoals in de Schriften staat en dat Hij is verschenen aan Kefas en vervolgens aan de twaalf leerlingen’ (1 Korintiërs 15: 3-5). Het is de overlevering over Christus’ hemelvaart en zijn opdracht om iedereen bekend te maken met het goede nieuws: ‘Leer hen alles te onderhouden wat Ik jullie opgedragen heb.’
    Dit is nog eens een rijke traditie om uit te putten, om door te geven en met elkaar te vieren!

    ds. S.D. Heij


    pijl omhoog

    Hanna ( Lukas 2 : 38)

    ‘.. en sprak over het kind’

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    Lukas 2 : 36 – 38

    36 Ook was daar Hanna, een profetes, een dochter van Fanuel, uit de stam Aser. Zij was op hoge leeftijd gekomen, nadat zij met haar man na haar huwelijksdag zeven jaren had geleefd,
    37 en nu was zij weduwe, ongeveer vierentachtig jaar oud, en zij diende God onafgebroken in de tempel, met vasten en bidden, nacht en dag.
    38 En zij kwam op datzelfde ogenblik daarbij staan, en zij loofde mede God en sprak over Hem tot allen, die voor Jeruzalem verlossing verwachtten.


  • Hanna, een oude vrouw en profetes, was geroepen door God om aan mensen een boodschap door te geven. Hanna leefde 7 dagen in de week, 24 uur per dag in de tempel: ze wijdde zich toe aan God, in de jarenlange verwachting van de Messias.

    Jozef, Maria en de kleine Jezus verschijnen in de tempel. Op dat moment is Hanna – als je doorrekent – ongeveer 105 jaar oud. Een zeer hoge en gezegende leeftijd. Hanna ziet Maria en Jozef staan en ontdekt Jezus, die nog in de armen van Simeon ligt. Ze stapt op hen af en herkent in Jezus zonder enige twijfel de redder die Hij zal zijn. In Hem ziet Hanna de belofte van God die betrouwbaar is.

    De ontmoeting met Jezus heeft een veranderende werking voor Hanna. Ze beseft dat deze Jezus de bevrijder is waar het volk op wacht. Dat besef brengt Hanna in beweging. Ze eert God en dankt Hem voor het bijzondere dat is gebeurd. Dat Jezus is geboren en dat God door Hem heen mensen zal bevrijden.

    Het goede nieuws houdt Hanna niet voor zichzelf. In feit is ze één van de eerste apostelen. Via Hanna brengt God de beweging van geloof in Jezus verder, de wereld in. Hanna praat over Jezus met iedereen die uitziet naar de bevrijding van Jeruzalem. Ongetwijfeld kwam Hanna door haar leven in de tempel veel andere mensen tegen, voor wie ze een bekende was. Zo had zij de kans om te spreken over Jezus met mensen die hopen op God en uitzien naar de redding die Hij belooft.

    Hopelijk is dit verhaal een bemoediging voor u, als u op leeftijd bent gekomen. De ouderdom is voor God geen beperking om van betekenis te zijn voor anderen.

    Misschien kunt u zijn als Hanna, voor mensen die u ontmoet. Misschien kunt u met mensen delen van wat u hebt geleerd, in mooie en verdrietige dagen. Mogelijk kunt u delen van uw geloof in Jezus, met de mensen om u heen. Uw geloof dat is gerijpt door de jaren heen; het is broodnodig voor jongere mensen om mee te krijgen. De wijsheid en geloofservaring die u heeft om mensen van alle leeftijden te vertellen hoe goed God is en dat Jezus de redder is, opdat mensen Hem vinden en zich aan Hem toewijden.

    Ds. E.J. Jonker


    pijl omhoog

    Omkleden (Galaten 3 : 27)

    Want gij allen, die in Christus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed.

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    Galaten 3 : 26 – 29

    26 Want gij zijt allen zonen van God, door het geloof, in Christus Jezus.
    27 Want gij allen, die in Christus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed.
    28 Hierbij is geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk: gij allen zijt immers een in Christus Jezus.
    29 Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham, en naar de belofte erfgenamen.


  • Paulus schetst in de brief aan de Galaten een nogal hopeloze toestand van mensen. Mensen leven in gevangenschap omdat de wet hen met haar regels onder streng toezicht hield. Als slaven zijn ze bovendien onderworpen aan de kwade machten van zonde en van duisternis.
    Het evangelie van Jezus Christus dat Paulus benoemt, zet daar een prachtig beeld tegenover. Een nieuwe toestand waarin mensen door het geloof in Jezus Christus bij God thuis kunnen komen. Dat mensen, wij, dankzij het geloof in Jezus een nieuwe identiteit ontvangen: één in Christus! Mensen met al hun eigenaardigheden, we worden Gods kinderen genoemd.
    In Jezus Christus heeft God ons vrijgekocht. Niet langer de letter van de wet bepaalt of we voor God goed genoeg zijn. Het is de eenheid met Jezus Christus en het omkleed zijn met Christus die ons ervan verzekeren dat er vrede is tussen mensen en God, dankzij Jezus. De Geest van Jezus schrijft de wet in ons hart en leidt ons op de weg die goed is. God koos ervoor om mensen te redden, uit liefde.
    Hij zond zijn Zoon in deze wereld. Christus is onze redding en met Hem kunnen we ons omkléden. Dat prachtige idee van ‘met Christus omkleed’ wordt concreet in de praktijk van de doop. De doop is het zichtbare ritueel waarin God zijn hand en zijn genade op mensen heeft gelegd. God doet in de doop de belofte: u bent van Mij en Ik beloof u een nieuwe identiteit, dankzij de redding die Jezus Christus biedt.

    Ds. E.J. Jonker


    pijl omhoog

    De Hovenier (Johannes 20 : 15)

    ‘.. ze meende dat het de hovenier was ..’

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    Johannes 20 : 1 – 18

    1 En op de eerste dag der week ging Maria van Magdala vroeg, terwijl het nog donker was, naar het graf en zij zag de steen van het graf weggenomen.
    2 IJlings kwam zij dan bij Simon Petrus en bij de andere discipel, dien Jezus liefhad, en zeide tot hen: Zij hebben de Here weggenomen uit het graf en wij weten niet, waar zij Hem hebben neergelegd.
    3 Petrus dan ging op weg en ook de andere discipel en zij begaven zich naar het graf;
    4 en die twee liepen samen snel voort; en de andere discipel liep vooruit, sneller dan Petrus, en kwam het eerst aan het graf,
    5 en zich vooroverbuigende, zag hij de linnen windsels liggen; hij ging echter niet naar binnen.
    6 Simon Petrus dan kwam ook, hem volgende, en hij ging het graf binnen en zag de windsels liggen,
    7 maar de zweetdoek, die op zijn hoofd geweest was, zag hij niet bij de windsels liggen, doch opgerold, terzijde op een andere plaats.
    8 Toen ging ook de andere discipel, die het eerst aan het graf gekomen was, naar binnen, en hij zag het en geloofde;
    9 want zij kenden de Schrift nog niet, dat Hij uit de doden moest opstaan.
    10 De discipelen dan gingen weder naar huis.
    11 En Maria stond buiten dicht bij het graf, wenende. Terwijl zij dan weende, boog zij zich voorover naar het graf,
    12 en zij zag twee engelen zitten, in witte klederen, een aan het hoofdeinde en een aan het voeteneinde, waar het lichaam van Jezus gelegen had.
    13 En zij zeiden tot haar: Vrouw, waarom weent gij? Zij zeide tot hen: Om dat zij mijn Here weggenomen hebben en ik weet niet, waar zij Hem neergelegd hebben.
    14 Na deze woorden keerde zij zich om en zag Jezus staan, maar zij wist niet, dat het Jezus was.
    15 Jezus zeide tot haar: Vrouw, waarom weent gij? Wie zoekt gij? Zij meende, dat het de hovenier was, en zeide tot Hem: Heer, als gij Hem weggedragen hebt, zeg mij dan, waar gij Hem hebt neergelegd en ik zal Hem wegnemen.
    16 Jezus zeide tot haar: Maria! Zij keerde zich om en zeide tot Hem in het Hebreeuws: Rabboeni, dat wil zeggen: Meester!
    17 Jezus zeide tot haar: Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgevaren naar de Vader; maar ga naar mijn broeders en zeg hun: Ik vaar op naar mijn Vader en uw Vader, naar mijn God en uw God.
    18 Maria van Magdala ging heen en boodschapte de discipelen, dat zij de Here had gezien en dat Hij haar dit gezegd had.


  • de hovenier

    Ik heb me er altijd over verbaasd, dat Maria zich hier zo vergist.
    Dat ze niet meteen ziet wie ze voor zich heeft, ik vond het eigenlijk altijd heel gek. Ze kende Hem zo goed, hoe kan het dan dat ze niet meteen zag, dat het Jezus was, maar dat ze dacht: het zal de tuinman wel wezen?

    Misschien komt het omdat haar ogen nog vol tranen zitten, dat ze daardoor gewoon niet helder kan kijken. Maar dat lijkt me toch een te gemakkelijke oplossing – al onderschat ik de tranen van ons leven niet. Tegelijk denk ik dat het méér moet zijn. Ze ziet niet dat het Jezus is, omdat ze niet kan geloven, niet kan denken dat hij het kán zijn. Omdat ze nog zo voor ogen heeft, hoe Hij gestorven is. Dat weet ze nog akelig precies.
    Daarom denkt ze dat het de tuinman is. Verder kan haar oog niet zien. Het past niet in haar beeld, in haar wereldbeeld. En wie zal het haar kwalijk nemen? Want ook voor ons is het zo moeilijk genoeg om het te geloven. Dood is dood, en op is op, en weg is weg.

    Er zijn genoeg dingen die wij wél zien. Spookbeelden, van ziekenhuizen in oorlogstijd, van verwoeste steden en dorpen, en ook gewoon ons eigen kerkhof vol dode stenen. Ja, ja, de lentevogels fluiten weer en de narcissen en de tulpen bloeien weer, maar op een enkele bloem kun je ook je geloof niet bouwen.

    Ze ziet niet dat het Jezus is – maar Hij ziet haar wel. Hij spreekt haar aan. Maria, zei Jezus. Hij noemde haar bij haar naam. Zo haalde Hij haar tevoorschijn uit het graf waarin zij zat! Haar graf van zinloosheid, van reddeloosheid. Toen hoorde ze dat Hij het was, die stem, die ooit zeven boze geesten bij haar heeft uitgeworpen, die stem overwint de laatste vijand.

    Jezus heeft ons gevonden. Hoe goed we ook verstopt zitten. Hij vindt ons ook in de diepe verlorenheid van ons bestaan, of, gewoner gezegd: Hij vindt ons daar waar wij zijn, in onze alledaagse gang in ons alledaagse leven. Hij noemt ons bij onze naam: Maria! Alle liefde van de wereld zit daarin opgesloten. Maria! Hij heeft ons bij onze naam genoemd, toen wij gedoopt werden, toen wij belijdenis deden, toen onze naam weerklonk en Hij ons zegende. En keer op keer, als het Pasen wordt, zoekt Jezus ons en noemt mij bij mijn naam – en Hij haalt ons zelf tevoorschijn.

    In de hof van Arimatea, bij het geopende graf, staan zij daar samen, Jezus en Maria. Ze staan er samen als Adam en Eva in de Hof van Eden. Zij was op zoek, en Hij heeft haar gevonden. Als Adam en Eva, dat beeld is veelzeggend. Ook Adam was een tuinman! Een landbouwer die de hof bewerkte. Daar is de mens voor gemaakt. En zo is Christus de Hovenier, daar in de hof. De nieuwe mens, de tweede Adam. Hij is de Hovenier, die het dode weer tot leven weet te wekken. Die de rozen van de liefde weer laat bloeien. Hij is de Hovenier, die duizend bloemen bloeien laat, vruchten van de Geest, bloemen van het voorjaar, het nieuwe leven. Hij is de enige die óns tot bloei brengt – door de dood heen.

    Ds. C. Baggerman


    pijl omhoog

    Christus onder u, de hoop der heerlijkheid (Kolossenzen 1 : 27)

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    Kolossenzen 1 : 24 – 29

    24 Nu verblijd ik mij in mijn lijden, dat ik voor u lijd, en vervul in mijn vlees wat nog ontbreekt aan de droefenis van Christus voor zijn lichaam, hetwelk is de gemeente;
    25 van welke ik een dienaar geworden ben naar het goddelijk predikambt, dat mij gegeven is voor u, opdat ik het woord van God rijkelijk prediken zou:
    26 namelijk de verborgenheid, die verborgen geweest is van alle eeuwen en geslachten af, maar nu geopenbaard is aan zijn heiligen,
    27 aan wie God heeft willen bekendmaken, welke de heerlijke rijkdom van deze verborgenheid is onder de heidenen, welke is Christus onder u, die de hoop der heerlijkheid is;
    28 die wij verkondigen, vermanende alle mensen en lerende alle mensen met alle wijsheid, opdat wij ieder mens volkomen stellen in Christus Jezus;
    29 waaraan ik ook arbeid, en worstel, naar de werking van Degene, die krachtig in mij werkt.


  • Kerstfeest is het feest van de hoop. In een wereld die helemaal donker is, hópen wij op het licht. In een wereld waarin volop oorlog is, hópen wij op vrede op aarde. Hoop gaat altijd over de toekomst. Over wat komen gaat. Je wéét het niet, je wéét het niet zeker, maar je hoopt het. En dat is ook zeker.

    Wij denken soms dat hopen iets is van: we zullen maar zien wat het wordt. Het ziet er allemaal niet mooi uit, maar we zullen het beste er maar van hopen. Maar zo is de Bijbelse hoop, de christelijke hoop niet bedoeld. Nee, hoop heeft wel alles met zekerheid te maken. Het Bijbelse teken van de hoop is het anker. Bekend is de drieslag: geloof, hoop en liefde. Het teken van het geloof is dan een kruis, het teken van de liefde is dan een hart, maar het teken van de hoop is een anker. Nou, dat het kruis bij het geloof hoort, en het hart bij de liefde, dat snap je zo wel. Maar waarom is nou het anker het teken van de hoop?

    Ik denk hierom: als je vaart, dan is het anker de zekerheid van het schip. Als je moet wachten, als je niet verder kunt, als er veel storm is, dan gooi je het anker uit. Daarmee ligt het schip vast. Zo is ook de hoop ons anker. Daarmee ligt het schip van ons leven vast, veilig, verzekerd. Natuurlijk kan het nog wel heen en weer gaan op de golven. Die kunnen nog hoog opslaan tegen het schip. Maar het schip kan niet wegdrijven, niet omslaan, want het ligt veilig voor anker. Zo is de hoop: onze veiligheid, onze zekerheid. Ook al gaan we soms nog heen en weer – we hoeven niet bang te zijn dat we omslaan, want we zitten vast door het anker van de hoop.

    Die hoop is zeker, omdat God voor ons heeft gekozen. Je hoeft niet te denken dat Hij ver weg is. Of dat Hij ons toch niet hoort. Of dat Hij daarvoor te heilig is. Nee, Hij kwam zelf naar ons toe. Het Kindje in de kribbe – het wordt de Mens die tussen de mensen door gaat – naar de zieken ging Hij toe, naar de verschoppelingen, naar de kinderen. Hij genas de zieken en vergaf de zondaars. Hij woonde temidden van het volk.

    En zo werd Hij de man van smarten aan het kruis: zijn wieg was een kribbe, zijn troon was een kruis. Ook daar is het: Christus onder u – want ook daar was Hij waar wij eens zullen zijn: Hij was bij ons in onze dood. Daar loopt het uiteindelijk op uit, nu wordt Hij geboren, nu komt Hij tussen ons in het leven, maar straks zal Hij sterven, en ook dan is het: Christus onder u. Nooit, nooit zijn wij alleen. In het leven niet, maar ook in de dood niet.

    Christus onder u. Het is de boodschap van de engelen aan de herders: U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus de Here. Hij is voor jullie gekomen. En het is dan ook waar wat de herders weer doorzeggen aan Jozef en Maria: dit kind is de Verlosser. Het is wat Maria uiteindelijk bewaart in haar hart: dit kind is God met ons – Christus onder u. En dat is dus de hoop der heerlijkheid. Dat God zo dicht bij ons gekomen is, dat we nu mogen hopen op de hemelse glorie. En die hoop is dus zekerheid. Daar mogen we naar uitzien, nu God zelf naar ons is toe gekomen.

    Doordat Jezus is gekomen hoeven wij niet bang meer te zijn, niet meer te twijfelen of onzeker te zijn. Hoe het leven ook gaat – welke dingen wij ook allemaal doen, ook als andere mensen je verlaten, als mensen je vergeten en je je eenzaam begint te voelen, als je dit jaar kerst alleen moet vieren… – God is er bij, want in Christus is Hij onder ons gekomen.

    Hij is onze hoop op heerlijkheid: Hij wil ons het eeuwige, zalige leven schenken.

    In die hoop leven wij, bidden wij en vieren wij Kerstfeest. Op U, mijn Heiland, blíjf ik hopen.

    Amen

    ds. C. Baggerman


    pijl omhoog

    Wie weet of jij niet juist voor een tijd als deze tot koninklijke waardigheid gekomen bent. (Esther 4:14)

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    Esther 4 : 12 – 17

    12 Toen men Mordekai dit bericht van Ester had medegedeeld,
    13 zeide Mordekai, dat men Ester antwoorden moest: Beeld u niet in, dat gij alleen van al de Joden ontkomen zult, omdat gij in het paleis des konings zijt.
    14 Want, als gij in deze tijd blijft zwijgen, dan zal er voor de Joden wel van andere zijde redding en uitkomst opdagen, maar gij en uws vaders huis zult omkomen, en wie weet, of gij niet juist met het oog op deze tijd de koninklijke waardigheid verkregen hebt.
    15 Toen zeide Ester, dat men Mordekai zou antwoorden:
    16 Ga heen, vergader al de Joden die zich in Susan bevinden, en vast om mijnentwil: eet noch drinkt drie dagen, zo min des nachts als des daags. Ook ik en mijn dienaressen zullen op dezelfde wijze vasten en dan zal ik tot de koning gaan ondanks het verbod; kom ik om, dan kom ik om.
    17 Mordekai dan ging heen en handelde overeenkomstig alles wat Ester hem geboden had.


  • Het antisemitisme is zo oud als de wereld. In het machtige Perzische Rijk heeft koning Ahasveros een wet ondertekend, wet van Meden en Perzen: alle Joden moeten worden gedood op de 13e van de maand Adar. Waarom? Het was een voorstel van Haman, rechterhand en vriend van Ahasveros. Haman is een Amalekiet. Met alle geslepenheid die in hem is legt hij zich toe op de uitroeiing van de Joden. Waarom? Er is geen menselijke, geen ‘natuurlijke’ verklaring. Joden herinneren ons aan het bestaan van God. Die éne God. De Heilige van Israël. Die zich niet laat inpassen tussen onze goden. De Joden moeten weggeschreven worden uit de geschiedenis, omdat hun God ons dwars zit.

    Mordechai hoort de plannen van Ahasveros. Mordechai is de verpersoonlijking van de Jood, die weigert te buigen voor Haman. Want je buigt niet voor een mens, alleen voor de HEERE. Mordechai ziet de ernst van de zaak in. Hij reageert met een luide klacht. In zak en as gaat hij door de straten van de stad Susan. Als Israël verdwijnt, zal de Messias niet geboren worden. Zouden Gods beloften hun vervulling missen? Komt er van Zijn werk misschien niets terecht?

    In het paleis van Susan verblijft Hadassa, stiefkind van Mordechai. Haar nieuwe naam is Esther (‘ster’). Zij is koningin geworden. Kennelijk wordt ze afgeschermd tegen de realiteit op straat. Politiek is mannenzaak. Toch komt ze via een diplomaat te weten wat er gaande is: op de 13e van de maand Adar zullen alle Joden worden gedood. Dat bevel is door het hele rijk verspreid. Overal hangen aanplakbiljetten. Mordechai bezweert haar dat ze naar de koning moet gaan om dit bloedbad te voorkomen. Verloochen je Joodse identiteit niet! Trouwens, denk niet dat je de dans zult ontspringen. Als je je leven wilt behouden, zul je het verliezen. Tegen aarzelende mensen moet je soms ronduit de waarheid zeggen.

    Verder zegt Mordechai: wij zullen verlost worden! Als het niet is door jouw interventie als koningin, dan wel op een andere manier. Zo spreekt de bange, fiere getuige. Het kan niet zijn dat de Haman-krachten in de wereld het volk Israël vernietigen. Want dat is Gods oogappel.

    Dat heeft Bonhoeffer gezien in de jaren ’30 van de vorige eeuw. Dat is ook het punt waarop het nú aankomt voor de kerk: allen, die zich vastklampen aan het Woord van de levende God, zullen niet omkomen. Christus is gekomen. Hij waakt over Zijn kerk. De poorten van de hel zullen haar niet overweldigen. De verkiezing van Israël is onberouwelijk. Ook al kan God verlossing geven zónder jou, Esther, bedenk wel: misschien ben je juist hiérom wel koningin geworden. Stel jezelf beschikbaar aan de HEERE. Hóóp op Hem! Wie weet wat Hij met je vóór heeft. Bedenk dat je niet voor niets juist nú leeft!

    Dat is ook voor christenen in Nederland, in de 21e eeuw, van belang. Je bent niet voor niets juist in déze tijd geplaatst en geroepen. Voor wie buigen wij? Wil je veilig in je mooie paleis blijven? Neutraal blijven? Dat zal niet gaan. Esther moet naar Ahasveros. Zij gáát. Kom ik om, dan kom ik om. Maar zij komt niet om. Christus wel. Hij kwam om, onder de haat. Maar Hij is opgestaan! Door Hem geeft God verlossing.

    Ds. J.A.W. Verhoeven


    pijl omhoog

    Die om onze overtredingen is overgeleverd en opgewekt om onze rechtvaardiging. (Romeinen 4 : 25)

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    Romeinen 4 : 20 – 25

    20 En hij heeft aan de beloftenis Gods niet getwijfeld door ongeloof; maar is gesterkt geweest in het geloof, gevende God de eer;
    21 En ten volle verzekerd zijnde, dat hetgeen beloofd was, Hij ook machtig was te doen.
    22 Daarom is het hem ook tot rechtvaardigheid gerekend.
    23 Nu is het niet alleen om zijnentwil geschreven, dat het hem toegerekend is;
    24 Maar ook om onzentwil, welken het zal toegerekend worden, [namelijk] dengenen, die geloven in Hem, Die Jezus, onzen Heere, uit de doden opgewekt heeft;
    25 Welke overgeleverd is om onze zonden, en opgewekt om onze rechtvaardigmaking.


  • Abraham zou een zoon krijgen. Dat had de HEERE hem beloofd. Maar dat kán helemaal niet: bij Abraham en Sara heerst de onvruchtbaarheid. Zij zijn oud en wachten op de dood. Dat is wel zo, zegt God, maar dat staat Mij niet in de weg om aan jou een nageslacht te geven, ontelbaar als de sterren aan de hemel. Toen heeft Abraham overwogen: de HEERE is God. Hij doet wat Hem goed is. Mogelijkheden of onmogelijkheden, dood of leven – Hij gaat vol majesteit Zijn eigen gang. Dingen, die niet zijn, roept Hij alsof ze er waren. Hij is de Almachtige. Hij houdt trouw aan wat Hij heeft gezegd. Dat is geloven: aan God toevertrouwen dat Hij zich houdt aan Zijn eigen beloften. Dat geloof is Abraham gerekend tot gerechtigheid.

    Dat verhaal gaat niet alleen maar over Abraham, zegt Paulus in Romeinen 4. Dat staat geschreven met het oog op ons. Abraham is ‘vader’ van alle gelovigen. Geloven in God werkt nu nog altijd precies zo als bij Abraham. Je hebt te maken met onmogelijkheden, de dood zelf. En dwars daar doorheen: vertrouwen op God. Op hoop tegen hoop. En daarom ook: dezelfde toerekening als toen bij Abraham. Toegerekende gerechtigheid. Onze God maakt doden levend. Aan Abraham werd een kind beloofd. En aan ons? Vergeving van zonden! Dat is de kern van de verlossing (Ef.1:7; Kol.1:14). Dat betekent: je wordt ervoor aangezien alsof je volmaakt was. Alsof je nooit enige zonde gedaan had. Maar dat is onmogelijk! Zeker. Het is net zo onmogelijk als dat Abraham een kind zou krijgen. Maar God houdt woord, mogelijk of niet. Geloven is: je houdt het daar op, je laat het daar bij. God maakt het mogelijk: dat van Hem losgeslagen mensen Hém gaan toebehoren. Hij maakt doden levend. Dat kostte Hem Zijn eigen Zoon. Jezus: overgeleverd om onze overtredingen. Bespot, veracht, geslagen, gemarteld, gekruisigd. De straf die ons de vrede brengt, was op Hem. Jezus! Hij verlost ons van de komende toorn (1 Th.1:10).

    Omdat Jezus het offer in volmaaktheid heeft gebracht, wekt God hem op uit de doden. Opgewekt om onze rechtvaardiging. Als de opgestane Heere deelt Jezus de gerechtigheid uit, die Hij in Zijn dood aan het kruis heeft verworven (Heid. Cat. antw.45). Zuivere gerechtigheid. Vrede voor u, zegt Hij. Hoeveel overtredingen er ook te betreuren zijn. Hoezeer ook de dood je enige toekomst lijkt te zijn. Hoe onvruchtbaar ook je leven is geworden, los van God. Wat ook je achtergrond is. Wie in Christus gelooft, wordt gerechtvaardigd om niet. Vrijgesproken voor eeuwig. Geloven is: aannemen wat God belooft. Niet omdat het kan. Maar omdat het niet ánders kan. Het staat voor óns geschreven. Zwart op wit. Om ónze overtreding. Om ónze rechtvaardiging. Ons, onze. Kostbare woordjes! Geloof het zoals Abraham. Houd het ervoor (Rom.6:11)! Als je bij jezelf te rade gaat, is het compleet onmogelijk. Maar geloof als Abraham: dat God leven wekt in de dood. Zeg tegen God: ja, Heere, U hebt het gezegd, nu zal het zo zijn. Ook al zie ík niet hoe het kán. Maar ik wil niet twijfelen aan Uw belofte. Ik wil in ongeloof niet Uw betrouwbaarheid ter discussie stellen. Ik wil U de eer geven. Als U het zegt, ben ik een kind van U. Dan leef ik voor U, alsof geen zonde ooit mijn hart was binnen gedrongen. Dan lééf ik, als ik sterven moet. Dan ben ik volmaakt rein, als ik in uw oordeel kom. Blijft over: de aanbidding. Knielen voor Jezus: gestorven om onze overtredingen, opgewekt om onze rechtvaardiging. Halleluja!

    Ds. J.A.W. Verhoeven


    pijl omhoog

    De mieren zijn een volk zonder kracht, maar in de zomer bereiden ze hun voedsel. (Spreuken 30:25)

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    Spreuken 30 : 24 – 31

    24 Deze vier zijn de kleinste op aarde, doch zijn bovenmate wijs:
    25 de mieren zijn een volk zonder kracht, toch bereiden zij hun spijs in de zomer;
    26 de klipdassen zijn een machteloos volk, toch maken zij hun woning in de rots;
    27 de sprinkhanen hebben geen koning, toch trekken zij gezamenlijk in goede orde op;
    28 de hagedis kan men met de hand grijpen, toch is zij in des konings paleizen.
    29 Deze drie hebben een statige tred, ja, vier een statige gang:
    30 de leeuw, de held onder de dieren, die voor niets of niemand terugdeinst;
    31 de windhond, of de geitebok en een koning wiens krijgsvolk met hem is.


  • Boodschappen van God, ze kunnen er heel verschillend uitzien. Als we bijvoorbeeld denken aan de profeet Ezechiël. Die kreeg heel bijzondere visioenen. Een beetje ‘sciencefiction’- achtig zouden wij zeggen. En denk ook eens aan Johannes op Patmos, toen de verhoogde Christus zich daar aan hem openbaarde. Buitengewone dingen kreeg hij daar te zien. Daardoor zou je kunnen gaan denken: het moet wel buitengewoon zijn, wil het van God vandaan komen. God spreekt alleen maar tot mij als het er heel bijzonder aan toe gaat.

    Een groot misverstand is dat. Misschien veroorzaakt door onze hang naar het spectaculaire en sensationele. Een misverstand dat vandaag wordt gecorrigeerd door Agur. Hij heeft geen bijzonder visioen voor ons. Nee, hij kijkt gewoon om zich heen. Naar de natuur om precies te zijn. Agur, hij wijst in ons tekstgedeelte op vier dieren die behoren tot de kleinste op aarde. Als je naar hun afmetingen kijkt, dan zou je misschien heel weinig van ze verwachten. Maar wees nu niet kortzichtig, want deze weliswaar kleine beestjes zijn ontzettend wijs. Zo wijs dat wij daar als grote mensen iets van kunnen leren.

    Hij begint met de mieren. Als we ze zien opduiken tussen de tegels van ons terras, of nog erger: in de keuken, dan pakken we een ketel heet water om van ze af te komen: “Weg met die vervelende beesten!” Agur, daarentegen ziet ze niet alleen maar als last, maar vooral als een spiegel en bron van inspiratie. Je kunt zeggen wat je wilt van de mieren, maar die gebruiken de zomer in ieder geval wel goed. Ze gebruiken die periode namelijk om actief op zoek te gaan, om voedsel te verzamelen zodat ze er de komende winter weer tegenaan kunnen. Zoekend zijn ze in de zomer onderweg, zoekend naar goed voedsel. Misschien een inspiratie voor ons om de komende maanden ook zo onderweg te zijn. Dankbaar genietend van de vruchten van het land, maar tegelijk ook biddend om dat wat de Here Jezus in Johannes 6:27 aanprijst, waar Hij spreekt over voedsel dat blijft tot in het eeuwige leven. Wie wil zulk voedsel nu niet? Zoals goed Italiaans ijs in Nederland naar Italië smaakt, en je jezelf dan even daar waant, zo kun je bij Jezus, in de tijd, al iets proeven van de eeuwigheid. Genade en vergeving zitten er in dat unieke voedsel van Jezus, naast onvoorwaardelijke liefde en ongekende goedheid. Kortom: het smaakt Heer-lijk!

    Ds. B. F. Bakelaar


    pijl omhoog

    Want ik spreek onduidelijk en moeizaam (Exodus 4 : 10 slot

  • Lees eerst het betreffende bijbelgedeelte

    10 Toen zeide Mozes tot de HERE: Och Here, ik ben geen man van het woord, noch sinds gisteren, noch sinds eergisteren, noch sinds Gij tot uw knecht gesproken hebt, want ik ben zwaar van mond en zwaar van tong.
    11 Maar de HERE zeide tot hem: Wie heeft de mens een mond gegeven, wie maakt stom of doof ziende of blind; ben Ik het niet, de HERE?
    12 Nu dan, ga heen. Ik zal met uw mond zijn en u leren, wat gij spreken moet.
    13 Maar hij zeide: Och Here, zend toch iemand anders.
    14 Toen ontbrandde de toorn des HEREN tegen Mozes en Hij zeide: Is niet de Leviet Aaron uw broeder? Ik weet, dat hij goed spreekt; en zie, hij is op weg gegaan, u tegemoet, en als hij u ziet, zal hij zich van harte verheugen.
    15 Dan zult gij tot hem spreken en de woorden in zijn mond leggen, en Ik zal zijn met uw mond en zijn mond en Ik zal u leren, wat gij doen moet.
    16 Hij zal voor u tot het volk spreken en zo zal hij u tot een mond zijn en gij zult hem tot God zijn.
    17 En deze staf, waarmede gij de tekenen moet doen, moet gij in uw hand nemen.


  • Mozes wil niet terug naar Egypte. Eerst is hij bang, dat de Israëlieten niet zullen geloven, dat hij namens de HEERE tot hen komt. Nu komt hij met het argument aandragen, dat hij onduidelijk en moeilijk spreekt. Zijn hele leven heeft hij al met deze handicap geworsteld. Zo kun je toch geen taak vervullen in het koninkrijk van God?

    Denkt u er ook zo over? Ontbreekt het u ook aan capaciteiten, die u nodig acht om voor de Heere bezig te zijn? Om je geloof te delen in je omgeving, naar je (klein-)kinderen?

    In de Bijbel kom ik allerlei mensen tegen aan wie ook wat “mankeerde”. Toch zijn zij van grote betekenis geweest voor het koninkrijk van God.
    Ik denk aan David. Hij had verschillende broers. Maar hij was de kleinste. Toch is hij de grootste koning van Israël geweest. Als je aan een Jood naar de naam van een koning vraagt, zal hij het eerst aan David denken.

    Paulus heeft last gehad van “een scherpe doorn” in het vlees. Wat dat precies is geweest, weten we niet. Maar niemand is als apostel van meer belang geweest voor de opbouw van het koninkrijk van God dan hij.

    God wijst Mozes erop, dat Hij hem heeft geschapen, zoals hij is. Zo wil de Heere hem dus gebruiken. Als God een andere Mozes had willen hebben, zou Hij hem anders hebben geschapen. Waarom schiep God Mozes met dit “gebrek”? Mozes zou er toch veel meer profijt van hebben gehad, wanneer hij rap van de tongriem gesneden was geweest? Mozes misschien wel, maar of de Heere er ook profijt van zou hebben gehad, is nog maar zeer de vraag. Bij het werken voor de Heere gaat het om Hem en de opbouw van Zijn koninkrijk en niet om onze eer.

    Om dat in het oog te houden is het van belang ons afhankelijk te weten van de Heere bij de uitoefening van onze taak. Door onze beperkingen worden we ons dat altijd weer extra bewust. Zo heeft Paulus het ook beleefd. Aan de gemeente van Korinthe schrijft hij: “Maar Hij heeft tot mij gezegd: Mijn genade is voor u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht.” Wij mogen dus niet als conclusie trekken, dat wij, zoals wij zijn niet van belang zijn voor de Heere. Hij wil ons gebruiken, zoals we zijn, op de plaats, waar Hij ons stelt, tot de dienst, waartoe Hij ons roept.


    pijl omhoog

    Geef een reactie

    Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

    * Copy This Password *

    * Type Or Paste Password Here *

    2.252 Spam Comments Blocked so far by Spam Free Wordpress